VEILINGEN.
Veiling Frederik Muller.
De veilingszalen van Frederik Muller toonen weer de vorstelijke praal van een oud-Hollandsch patriciërshuis: voor het laatst zijn daar tezamen de kabinetten en commodes, het zilverwerk en het porselein, de klokken on bibelots, welke kort tevoren nog den kostelijken inventaris uitmaakten van enkele Haagsche huizen en van het Limburgsche kasteel „De Walburg”.
Ook ontbreken er niet de oude schilderijen, die de wanden sierden: van 17e eeuwers als Jan van Goyen, wiens Scheveningsch stuk heel sterk aan de Haagsche school herinnert. Er zijn weidsche stillevens, als van David de Coninck, een bleek doek van Jacob Gillig, waar de doode visschen groenachtig glanzen met aquarium-reflexen. Portretten zijn er, sommige forsche en stellig, andere van een bijzondere teederheid, als de „lezende dame” van van Horstok, het 16e-eeuwsche vrouwenportret van de Neufchatel. Maar vooral treft ons het donzige, blankblonde beeld van een jonge vrouw door Palamedesz, doorzichtig en edel van kleur: daarmee in fel contrast is wel het strakke, onbeweeglijke gelaat van de oudere vrouw, door Hercules Sanders afgebeeld. Een groot regentenstuk, de bestuurderen van het Wijnkoopersgilde voorstellend, annonceert zich als het pièce résistance dezer veiling, de schilder Nicolas Elias dit Pickenoy vond zijn kracht meer in de expressie der handen dan in de reproductie van het gelaat zijner opdrachtgevers.
Rembrandts invloed blijkt héél duidelijk bij van den Eeckhout, die vooral door clair-obscurwerking de „Besnijdenis” belangrijk maakte.
Nog is er werk van Teniers, Bloemaert, Asselljn, Backhuyzen. Dit alles is, evenals wat nagelaten werk van Wally Moes, te bezichtigen 17, 18 en 19 Mei en zal van 20—27 Mei worden verkocht.
|
