De Telegraaf/Jaargang 5/Nummer 1810/Avond-editie/Inbrekers in het Gooi
‘Inbrekers in het Gooi’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit De Telegraaf, woensdag 15 december 1897, Avond-editie, [Eerste blad], [p. 2]. Publiek domein. |
Inbrekers in het Gooi.
Heden stonden voor de rechtbank te Amsterdam terecht Gustaaf Weerling en Ludwig Schnitzler, beklaagd de daders te zijn van drie brutale inbraken in Naarden en Hilversum gepleegd, waarbij een groot aantal zilveren voorwerpen en kleederen werden buit gemaakt. De bestolenen zijn de hh. Nachmann en Jurissen bij Naarden en mevr. Moler-Bouwmeester te Hilversum wonende.
Beide beklaagden zijn als heer gekleed met pandjassen, hooge staande boorden en gekleurde dassen. Zij zijn van Duitsche afkomst, maar Weerling bracht zijn jeugd hier te lande door. In 1888 vertrok hy naar zijn vaderland om de „Conditorei“ te leeren.
In October van dit jaar keerde hij terug, en vertoefde nu hier dan daar.
Weerling ontkent te Naarden of te Hilversum geweest te zijn, maar zooals men zich herinneren zal, hebben de inbrekers te Naarden de vlucht moeten nemen met achterlating van hoed en overjas, en nu heeft die overjas Weerling vroeger toebehoord – hij is er mee uit Duitschland gekomen – en heeft bekl. bovendien het meerendeel der vermiste goederen hier ter stede in de Bank van Leening gebracht, een tasch vol zilveren lepels bij personen, alhier, te gelde gemaakt, en zijn bij zijn arrestatie sigaren, zooals ook ontvreemd zijn, op hem gevonden.
Bekl. zegt de overjas verkocht te hebben aan zekeren Peter Klein, hier ergens in de buurt van Rapenburg wonende, van wien hij ook de zilveren voorwerpen ontving om te beleenen of te verkoopen. Hij zou dus slechts tusschenpersoon zijn geweest.
Schnitzler is al even onschuldig. Hij heeft een paar jaren geleden met Weerling kennis gemaakt; hij moest in Duitschland gevangenisstraf ondergaan en omdat het hem daarna moeilijk viel werk te vinden – hij is schoenmaker – is hij met W. naar Holland gekomen. Zij zijn rechtuit naar Amsterdam gegaan en hebben gelogeerd bij zekeren Bondam. Eén nacht vertoefden zij daar niet. Schnitzler beweerde dat zij toen een uitstapje naar Rotterdam maakten.
Toen de politie hen in hun logement in hechtenis nam, moeten beide vrienden gevonden zijn met een aantal zilveren voorwerpen vóór zich op tafel.
Schnitzler ontkent dit. Hij was boven.