De Volks-Missionaris/Jaargang 45/Nummer 11/Onze nieuwe Sint-Gerardus-Kalender
‘Onze nieuwe Sint-Gerardus-Kalender’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit De Volks-Missionaris, jrg. 45, nr. 11 (15 oktober 1924), p. 340-341. Publiek domein. |
Onze nieuwe Sint-Gerardus-Kalender
„En krijgen we het volgend jaar, weer zoo ’n prachtigen Sint-Gerardus-Kalender?“
Van hoeveel kanten wij die vraag al hoorden, wie zal het zeggen?
Ja, zeker — zoo kunnen, wij tot geruststelling van al die vragers en vraagsters aan al onze trouwe abonné’s meedeelen — ja, zeker, ook het volgend jaar krijgt u gratis een mooien kalender toegestuurd, die zeker niet behoeft onder te doen bij dien van vorige jaren.
Het kalenderblok bevat weer een heelen schat van welkome wetenswaardigheden, of nuttige levenspuntjes, tal van snedige gezegden of snakerige vertelseltjes; zoodat ook nu weer het aangename met het nuttige in trouwen bond is vereenigd.
En wat het kalenderschild betreft, daarvan vermelden wij alleen maar, dat het vervaardigd werd in de ateliers van de beroemde Gesellschaft für christliche Kunst te Munchen, en dat het weer een voorstelling bevat van een feit uit Sint-Gerardus’ leven, volgens een schilderstuk, door den bekenden Roermondschen kunstschilder Alb. Windhausen voor den Volksmissionaris-kalender ontworpen en gemaakt.
[ 341 ]En welk feit — zoo vraagt uw vrome belangstelling — wordt ons dan wel voorgehouden?
Omdat we nog altoos leven in een tijd van malaise, van slechten gang van zaken, van waren en zwaren strijd om het dagelijksch brood, meerden wij niet beter te kunnen doen dan u voor oogen te stellen het volgend wonderbaar feit uit Sint-Gerardus’ leven, dat u bij elken nood zeker tot groot vertrouwen zal opwekken. —
In een vlek aangekomen, welks naam ons onbekend bleef, trad de heilige broeder eens een huis binnen om een aalmoes te vragen. De arme vrouw, die er woonde, bezat geen stukje brood meer. Evenals de weduwe, die door den profeet Elizeus bezocht werd, had ze nog slechts een handvol meel, dat men haar zoo even van den molen had gebracht. Zij zeide dan ook aan den dienaar Gods, dat zij volstrekt niets bezat en hem dus ook niets kon geven. „Hoe, gij hebt niets? En die koffer dan, welke met brood is opgevuld!“ zeide Gerardus.
„Hij is ledig, ik heb geen enkel stuk brood meer!“ was het antwoord der weduwe. En toen zij volhield met dit te verzekeren, verzocht Gerardus haar ten minste het deksel van het koffer even op te lichten. O wonder! Tot aan den rand was hij gevuld met het fijnste brood. De vrouw gaf een gil van verbazing. Met welke blijdschap zij nu een aalmoes toereikte aan dien heiligen bedelaar, aan wien zij zelve zulk een wondervolle hulp te danken had, valt licht te begrijpen.
Moge de nieuwe Sint-Gerardus-kalender voor al onze abonnés een blijde gave zijn, en onder Sint Gerardus’ machtige schutse voor allen ook een blijvende aansporing tot groot vertrouwen in zijne hulp.
Nog een enkel woord zouden wij hieraan willen toevoegen, nl. dat Sint-Gerardus ook al onzen abonné’s de goede gedachte moge ingeven, om in ruil voor den mooien kalender en ter eere van den goeden Heilige elk minstens een nieuwen abonné op ons maandschrift aan te werven.
Aldus kunnen zij zich nog meer de bescherming verzekeren van den grooten Wonderdoener, wiens zegenrijke devotie ook door ons maandschrift, vooral door den kalender, hem bijzonder toegewijd, wijd en zijd verbreid wordt.