De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters/Deel 1/Bemme Adrz. (Joannes)

Uit Wikisource
‘Bemme Adrz. (Joannes)’ door Christiaan Kramm
Afkomstig uit Christiaan Kramm (1857-1864) De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, Amsterdam: Gebroeders Diederichs, deel I (1857), p. 72. Publiek domein.

[ 72 ] BEMME Adrz. (Joannes) staat reeds bij Immerzeel vermeld. Ik voeg daarbij, dat hij afzonderlijk als Medaljeur in het geschiedkundig berigt door Dr. Wap (in verband met den vader) in zijn werk Astrea, vermeld staat. Zie bij mij op BEMME Jansz. (Adriaan) Ik laat hier volgen wat over beider werken door laatstgenoemden Schrijver gezegd wordt. „Onder andere proeven van het werk der bemme’s treft men voornamelijk aan: een Penning op den dood des Stichters der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (1806), en op den veldslag bij Quatre-Bras (1815); een op het III. eeuwfeest der Reformatie (1817), een (uiterst-zeldzaam) op het overlijden der Douairière van Prins Willem V (1820), en de beide (groote en kleine) Prijsmedaljes voor het Genootschap onder de zinspreuk: „Hierdoor tot Hooger,” te Rotterdam” — Behalve het door hem vervaardigd Portret, bij Immerzeel genoemd, zijn nog de volgende als van zijn werk bekend, namelijk, dat van P. H. Klaarenbeek, Haarlemmer, die eenige dichtwerken heeft geschreven, en kunstliefhebber, te Utrecht, in 1830 overleden; afgebeeld ten voete uit, regts, wandelende in Haarlem; geestige teekening in kleuren door bemme, kl. 8o. Zie Catalogus van Portretten van Frederik Muller, Nr. 2931. De kunstenaar heeft hem afgebeeld, zoo als men hem te Utrecht zoo menig malen, eenzaam, in mijmerende houding, steeds door zijn koetsier op eenigen afstand verzeld, heeft zien wandelen, waardoor hij als een niet regt bij zinnen zijnde zonderling in het algemeen doorging; doch, de brave christen verkeerde in een toestand van gedurige vrees, die noch zijne vrienden, noch iemand, wie ook, bij hem kon doen verdwijnen, namelijk, een idée fixe, dat men hem vergiftigen wilde, hetwelk de schrik, wegens het zoo schielijk verlies van zijne gade en eenige dochter, welke hij waande vergiftigd te zijn, hem tot zijn dood deed bijblijven; en het is dus op die wandeling, dat bemme, tot gedachtenis daarvan, zijne afbeelding vervaardigde. — Abr. Rutgers, hervormd Predikant te Haarlem, en Dichter, die zeventien der Evangelische Gezangen heeft vervaardigd, obiit 1809, æt. 58; ten voete uit, teekening in kleuren door bemme, in 12o. J. Scharp, Hervormd Predikant, te Rotterdam, en Dichter, ob. 1828 æt. 72. Borstbeeld links, naar voren ziende, in toga, met gepoederd hoofd, æt. 58 , naar j. smits, door j. bemme sculp. in fo.