Pagina:De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters (IA delevensenwerken01kram).pdf/86

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
72
BEM.

kend: — „A joes bellinc, paié pour I jour et demi à VI S. IX S.” — „A joes bellincs, le paintre de Louvain, paié pour VI jours qu’il a ouvrié au pris de X S. pour jour: LX S.” Zie over deze werkzaamheden, mede door hem als schilder verrigt, voor het groote feest van het gulden vlies te Brugge, op DARET (Jaques) en REGNAULT. (Amand)

 BEMME, Jansz. (Adriaan) is, den 10. Januarij des jaars 1753, te Delft, geboren, volgens Van Eijnden en van der Willigen, enz. III. Dl. bl. 187; doch Dr. Wap in zijne Astrea, IV. Jaargang, bl. 460, zegt, dat hij te Rotterdam geboren werd. — Zeker is het, dat hij daar was gevestigd toen zijn zoon joannes bemme, adrz., in 1775, werd geboren; zoo als tevens eerstgenoemde auteur heeft geboekt, en op wiens gezag Immerzeel zulks heeft gevolgd, en ook het verdere, dat „hij gansch niet onervaren in de Teekenkunst was, en ook eenige Medaljestempels heeft gegraveerd,” bepaaldelijk in eene Noot heeft medegedeeld. Voor wat zijne verdienste als stempelsnijder aangaat, deze is door Dr. Wap in gezegd berigt opgegeven, tot het middelmatige te behooren, maar toch in de reeks der geschiedenis van dat vak te moeten worden vermeld. Afzonderlijk wordt er van zijn graveerwerk niets genoemd, doch dit zal onder dat der bemme’s (in ’t algemeen gezegd) mede begrepen zijn. Zie op BEMME Adrz. (Joannes)

 BEMME Adrz. (Joannes) staat reeds bij Immerzeel vermeld. Ik voeg daarbij, dat hij afzonderlijk als Medaljeur in het geschiedkundig berigt door Dr. Wap (in verband met den vader) in zijn werk Astrea, vermeld staat. Zie bij mij op BEMME Jansz. (Adriaan) Ik laat hier volgen wat over beider werken door laatstgenoemden Schrijver gezegd wordt. „Onder andere proeven van het werk der bemme’s treft men voornamelijk aan: een Penning op den dood des Stichters der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (1806), en op den veldslag bij Quatre-Bras (1815); een op het III. eeuwfeest der Reformatie (1817), een (uiterst-zeldzaam) op het overlijden der Douairière van Prins Willem V (1820), en de beide (groote en kleine) Prijsmedaljes voor het Genootschap onder de zinspreuk: „Hierdoor tot Hooger,” te Rotterdam” — Behalve het door hem vervaardigd Portret, bij Immerzeel genoemd, zijn nog de volgende als van zijn werk bekend, namelijk, dat van P. H. Klaarenbeek, Haarlemmer, die eenige dichtwerken heeft geschreven, en kunstliefhebber, te Utrecht, in 1830 overleden; afgebeeld ten voete uit, regts, wandelende in Haarlem; geestige teekening in kleuren door bemme, kl. 8o. Zie Catalogus van Portretten van Frederik Muller, Nr. 2931. De kunstenaar heeft hem afgebeeld, zoo als men hem te Utrecht zoo menig malen, eenzaam, in mijmerende houding, steeds door zijn koetsier op eenigen afstand verzeld, heeft zien wandelen, waardoor hij als een niet regt bij zinnen zijnde zonderling in het algemeen doorging; doch, de brave christen verkeerde in een toestand van gedurige vrees, die noch zijne vrienden, noch iemand, wie ook, bij hem kon doen verdwijnen, namelijk, een idée fixe, dat men hem vergiftigen wilde, hetwelk de schrik, wegens het zoo schielijk verlies van zijne gade en eenige dochter, welke hij waande vergiftigd te zijn, hem tot zijn dood deed bijblijven; en het is dus op die wandeling, dat bemme, tot gedachtenis daarvan, zijne afbeelding vervaardigde. — Abr. Rutgers, hervormd Predikant te Haarlem, en Dichter, die zeventien der Evangelische Gezangen heeft vervaardigd, obiit 1809, æt. 58; ten voete uit, teekening in kleuren door bemme, in 12o. J. Scharp, Hervormd Predikant, te Rotterdam, en Dichter, ob. 1828 æt. 72. Borstbeeld links, naar voren ziende, in toga, met gepoederd hoofd, æt. 58 , naar j. smits, door j. bemme sculp. in fo.

 BEMMEL. (van) Het behoort zeker tot de zeldzaamheden, dat een geslacht, bij gedurige opvolging, onafgebroken de Kunst met roem beoefent; en dit is het