[ 2 ]Doen alsof. Maria Antoinette gaf eens een vriendin, een jonge gravin die zich tegen wil en dank verloven moest, den raad, eens gedurende eenigen tijd zich zoo jegens haar cavalier te gedragen alsof ze hem liefhad. De gravin ging en deed alzoo en het resultaat was, dat de voorgestelde genegenheid over ging in echte.
„Doen alsof” heeft in menig geval op dengene die het doet, den invloed, dat de gevoelens, waarop hij zich heeft ingesteld een gewoonte, een blijvende gemoedstoestand wordt en dit geldt ook voor kindertjes. Van tijd tot tijd verneemt men, dat kinderen, meisjes vooral van een jaar of zes, zonder eenige uiterlijke aanleiding angst hebben voor haar onderwijzeres en niet zelden worden kinderen lichamelijk ziek, zoodra de schooltijd nadert. Er zijn er die gaan braken en andere duidelijke bewijzen geven, dat ze echt „schoolziek” zijn. In een aantal van die gevallen is de raad gegeven: laat het kleine meisje de juffrouw maar eens een bouquetje meebrengen en dat heeft in een paar gevallen geholpen. Het ligt voor de hand, dat met dien raad niet bedoeld is, de onderwijzeres vriendelijk te stemmen, maar op grove wijze gezegd, is de bedoeling, een soort van psychisch mechanisme als het volgende in werking te brengen: aan wie geeft men iets? Aan iemand, die ons sympathiek is. Het kleine meisje geeft de juffrouw bloemen en haar gemoed komt daardoor in een vriendelijke stelling tegenover de juffrouw.
De wisselwerking van kind op onderwijzeres, die ook mogelijk is, laten we buiten beschouwing en letten alleen op het kind. Als het door invloed van buiten eenige keeren in gedwongen welwillendheid tegenover de juffrouw staat, dan wordt dit gemoedshouding bij de een gauwer, bij een ander langzamer tot gemoedsgewoonte, en automatisch gaat het kind haar onderwijzeres aardig vinden.
Dit mechanisme is in de psychologie zeer goed bekend als „projectie naar buiten”, maar lang voordat het door de analytische psychologie herkend was, wisten fijngevoelige menschen het al. In de laatste jaren is heel wat geschreven over de theorie van „doen alsof.” Van de practische toepassing is de hierboven genoemde raad een voorbeeld.
Overigens nemen verschillende psychologen aan, dat een gemoedsgesteldheid een karakter geheel veranderen kan, door wijziging van een enkele gedraging en prof. Steiner beweert, dat iemand zijn karakter kan wijzigen, door het aannemen van een andere schrijfhand. Onmogelijk behoeft het niet te schijnen. Voor het veranderen van handschrift is zoo buitengewoon veel psychische energie noodig, dat alle aandacht, waarover men te beschikken heeft, ervoor gebruikt moet worden, zoodat er vrijwel gelegenheid in de psyche overblijft, om aangeboren of verworven eigenschappen toe uiting te doen komen. Dat er verband bestaat tusschen handschrift en karakter werd en wordt door verschillende psychologen aangenomen.