Door Duisternis Tot Licht/Aan onze vrienden (gedicht)
← Gedachten ontleend aan niet openbaar gemaakte brieven | Door Duisternis Tot Licht door Raden Adjeng Kartini | Nota over het onderwijs → |
AAN ONZE VRIENDEN.
Wat is het toch dat menschen,
Elkander te voren vreemd, na een blik
In elkaars oogen doet wenschen,
Nooit weer van elkaar te gaan?
Wat is 't toch dat het harte
Ontroert bij den klank eener stem,
Nooit te voren vernomen, die lang
Ons naruischt als een requiem?
Wat is 't toch dat de ziele
In jubel vervoering doet opgaan,
Ontstuimig ons het harte doet slaan?
Wanneer een zeker oogenpaar,
Vriendelijk in het onze staart,
Warm een hand de onze drukt?
Weet gij het, blauwe zee,
Die golft van kust tot kust?
Weet gij mij te zeggen, waar
Dat wond're op berust?
Wil mij 't zeggen, vluggewiekte wind,
Gij, die van zoo verre streken komt,
Wat toch is 't dat ongeroepen komt en
Voor immer met hechten band 't harte bindt?
O! zeg 't mij, schitterende gouden zon,
's Heelal's machtige licht- en warmtebron,
Hoe toch dat groote wonder heet,
Dat zoo zalig 't harte maakt,
Verzacht, vergeten doet het leed,
Dat op aarde ons genaakt?
[Pg 352]
Een zonnestraal brak door 't loover,
Viel neer op den golvenden vloed;
't Werd àl licht, àl schittering rondom,
Onder den gouden zonnegloed!
Een apothéose van licht en kleuren
Aanschouwde het verrukte oog.
En uit de diep geroerde borst
Steeg een warm dankgebed omhoog!
Niet één wonder was er, doch drie!
Flonkerend op 't vloeibaar parelmoer,
Schreef 't Licht met brillanten letters:
"Liefde, Vriendschap, Sympathie!"
Liefde, Vriendschap, Sympathie,
Murmelden de golfjes na,
Zong in de boomen de wind,
Aan het vragend menschenkind.
Zoet streelde het luisterend oor
De wondere zang van golven en winden,
"De heele, heele wereld door
Zullen verwante zielen elkaar vinden!"
Zij zien op geen kleur,
Noch rang, noch stand,
Maar reiken onder alles
Elkaar de hand!
En hebben ze elkaar gevonden,
Dan laten ze niet meer los de band,
Die hen verbindt. En blijven door alles
Heen, elkaar trouw, trots tijd en afstand.
In vreugde één, in droefheid één,
Zoo door het heele leven heen!
O, zalig wie een verwante ziel ontmoet;
Die heeft gevonden het heiligste goed!
DJIWA.