DE OORLOG.
Het lied van het Wilde Beest
door
THEO VAN DOESBURG
Daar is het! Het roode Wilde Beest.
Daar is het! Daar staat het voor u, met zijn beukenden hartklop; met zijn vlammenden adem: het Wilde Beest.
Met den loerenden kop en de rollende oogen, als van een razenden bizon.
Zijn log gevaarte-lichaam in monumentaal, steekt boven de huizen, boven de wereld uit. Hij is grooter dan een kerk! Zijn rug bestrijkt den hemel!
Zoo aanstonds zet hij zich in beweging.
Reeds brult het Wilde beest en zijn gebrul is nog sterker dan het krijgsgegalm der eerste Germanen.
Pas op, hij zet zich in beweging en zijn purperen pooten zullen alles tot gruis trappelen.
De akkers, het koren, het vee zullen vertrapt worden; steden zullen in puin vallen en al wat de menschelijke geest eens deed oprichten: Kunst, Nijverheid of Wetenschap, het zal met bloed bespat worden.
Ga uit den weg voor het Wilde Beest!
Het zal het lam op zijne horens namen en het bloed van zijn broeder zal hij zuipen. Zie hoe groot hij is, hoe vet. Hij is vet geworden door vaderlandsliefde en rassenhaat; hij staat ferm op zijne pooten door eer. Zijn grond-vretende muil heeft goede tanden. Schoonheid heeft zijne horen gepoetst, die glimmen in de zon. Zijn maag is ruimer dan de hel.
Pas op het Wilde Beest! Het stinkt van verre!
Nu zal de aarde kraken onder zijde pooten, die zijn vetgemest lichaam dragen. Waar hij gaat, daar schept hij den nacht. Hij briest als 'n orkaan in de steden; het geluid slaat tegen de huizen en dreunt als hamerslagen.
Als een dolle stier zal hij hollen door de wereld. Allen zullen hem zien. En de menschheid zal hare maskers van broederschap, liefde en godsdienst, uitgereikt aan wien ze passen, afrukken en knielen zullen allen voor de Schoonheid van zijn geweldige schonken. Die priester waren, zullen hem zegenen en de moorderaars zullen zijn priester zijn.
En als hij de wereld verlaat, die tot eene ruïne geworden is, en als zijn snuivende bloedmuil alles besmeurd heeft, dan zal de menschheid vele eeuwen terug zijn in haren arbeid aan den hemelman en de goden, die zij verwachtten, zullen tot schimmen geworden zijn.
Te wapen! Te wapen! Te wapen!!! Laten wij strijden tegen het Wilde Beest.
Amsterdam, 1 Augustus 1914.
|