Eenheid/Nummer 305/De expressionisten en kubisten
De expressionisten en kubisten | |
Auteur(s) | Theo van Doesburg |
Datum | 8 april 1916 |
Titel | De expressionisten en kubisten. Zweite Ausstellung von „Der Sturm”. Kunstzalen d’Audretsch Hooge wal 16–16a, Den Haag. |
Tijdschrift | Eenheid |
Jg, nr, pg | [6], 305, [3] |
Opmerkingen | Wassily Kandinsky vermeld als Kandinsky |
Brontaal | Nederlands |
Auteursrecht | Publiek domein |
DE EXPRESSIONISTEN EN KUBISTEN.
Een der meest fundamenteele exposities van onzen tijd, waardoor het publiek in de gelegenheid wordt gesteld een anderen, in dit geval een beteren, meer zuiveren indruk te krijgen van wat er al zoo beweegt in het moderne kunstgebeuren. Bij het inkomen treffen ons oogenblikkelijk vier mathematische schilderijen, die, wat vorm en kleur aangaan, een voorbeeld zijn, welk een muzikaliteit het conflict van vormen en kleuren allëën ten gevolge kan hebben. Deze kunnen dienen als waarschuwing het oude kunstprincipe achter u te laten en voor een oogenblik te vergeten, welke onbeholpen houding de schilderkunst als beeldende kunst maakte tijdens het impressionisme. En toch was dit zelfde impressionisme reeds een voorbereiding tot den strijd, die thans positie heeft genomen in de schilderkunst. Hoe veilig weten wij het tijdperk der smakeloosheid achter ons, het tijdperk, waarin de leus tot scheppen: natuur, in plaats van: kunst was. Vóór alles een kunstlooze tijd, die der impressionisten, vóór alles een geest- en ordeloos beginsel, dat der impressionisten, waarin de kunst één kruk – de littéraire voorstelling – weggeworpen had en op de andere – de natuur – voorthinkte. Daar kwamen de kubisten, die de natuur tot materiaal maakten, daar kwamen de futuristen met hunne sensationeele verbeeldingen, daar kwamen ten slotte de expressionisten, die òf de natuur geheel loslieten, aangezien zij een onzuiver element in de beeldende kunst was, òf indien zij de natuur schilderden, haar omschiepen tot symbool van innerlijk leven. Want daar gaat het om bij de expressionisten. Al het uiterlijk waarneembare wordt symbool van innerlijke gesteldheid. Elk kunstwerk wordt een actie van den geest: een geesteshouding. De geest openbaart zich onmiddellijk in de transformatie van het natuurlijke, precies zooals dat is bij den Hindoeschen kunstenaar, die een gouden Indra, een groenen Watergod schildert, zonder zich om een burgerlijk naturalisme te bekommeren. Daar zijn nu de expressionisten. Daar staan zij nu, de blauwe paarden, de paarse bisons, als beelden eener invretende ontroering. Elk beeld in zijn ontroeringssfeer.
|