Eerste Oogst/Herfstliedje
Uiterlijk
← Verdwaald | Eerste Oogst (1912) door Carel Steven Adama van Scheltema | De ontmoeting → |
Uitgegeven in Rotterdam door W. L. en J. Brusse. |
[ 53 ]
XLVI.
HERFSTLIEDJE.
De takken zijn dun,
Ik ruik de run
Van de eiken, —
Ik ruik de run
Van de eiken, —
De berken zijn wit,
Op een bank zit
Ik te kijken.
Op een bank zit
Ik te kijken.
Daar klautert het licht
— Wat mooi gezicht! —
Door de takken naar boven:
— Wat mooi gezicht! —
Door de takken naar boven:
't Is allemaal louter
Goud, o! je zoudt er
Wel van willen rooven !
Goud, o! je zoudt er
Wel van willen rooven !
De wind zit in de
Gele linde
Wat te vertellen, —
Gele linde
Wat te vertellen, —
Kijk! dien kastanje:
Daarvan kan je
De blare' al tellen!
[ 54 ]Daarvan kan je
De blare' al tellen!
0! o! daar begint
Die woelige wind
Ze te vergaren — —
Die woelige wind
Ze te vergaren — —
Goud! goud! is het ooft,
Over mijn hoofd
Rollen de bláren !
Over mijn hoofd
Rollen de bláren !