Eerste Oogst/Tot de armen

Uit Wikisource

[ 22 ]

XX.

TOT DE ARMEN.



Weer groef die steenen stad haar grauwe blikken
Diep in mijn open hart, waarin 't verhaal
Van zon en zomerlucht kwijnde in de taal
Der heugenis, die in haar rook ging stikken.

Bij die meedoogenlooze sombre praal
Voelde ik een lust om het luid uit te snikken:
Waar bloeiden aan die mure' in donkre dikke
Schimmel de bloemen van een ideaal?

Maar toen ik te avond, in het grijze licht,
Langs de oude gladde dorpels van de armen
Mijn schatten zocht, zonk van mijn hart 't gewicht

;Van eigen leed, — toen bloeide in mij die warme
Bloem van Liefde open voor wat er ligt
Aan straat en spelend glimlacht om erbarmen.