Naar inhoud springen

Eli Heimans (1906) - Met kijker en bus/4

Uit Wikisource
III.
Hondenneus
Met kijker en bus: schetsen uit het leven van planten en dieren (1906) door Eli Heimans

IV. Teekenen in en naar de natuur

V.
Fiets
Met kijker en bus is een boekje, waarin stukken van Heimans in De Groene Amsterdammer zijn gebundeld. Het werd gepubliceerd in 1906 te Amsterdam bij Van Holkema en Warendorf. Dit werk is in het publieke domein.
[ 28 ]
 

IV.

Teekenen in en naar de Natuur.


 

Merkwaardig is het, hoeveel menschen beweren, dat ze niet teekenen kunnen, ofschoon ze het nog nooit ernstig hebben geprobeerd.

Nu is het mogelijk, dat iemands oogen zoo zwak, bijziende of onderling verschillend zijn dat het lang en aandachtig kijken bepaald hinderlijk is, en aan zoo iemand valt het teekenen werkelijk moeilijk; maar dat zijn uitzonderingen, ieder die gezonde oogen en niet al te nerveuse handen heeft, kan teekenen of kan het althans leeren.

Daartoe is volstrekt geen bijzondere aanleg of groote gave noodig; dure lessen en ingespannen methodische oefening zijn overbodig, 't eenige noodige is; plezier in het buiten zijn en de lust iets met de handen te kunnen doen of maken.

Deze beide nu zijn haast altijd te vinden; bij groote menschen ook wel vaak, maar stellig altijd bij normale kinderen; daardoor is 't zoo gemakkelijk een kind er toe te brengen iets te gaan nateekenen; het voorbeeld moet interesseeren en het moet heel stil en mooi om hen heen zijn, dan is de lust er ook.

Het groote geheim van elk succes in de opvoeding van onze kinderen zit in de kunst, hun op den juisten tijd iets te doen te geven, waarin ze plezier hebben. Het doel daarbij [ 29 ]is volstrekt niet, een zekere kunstvaardigheid in een of andere branche te verkrijgen, of ook maar iets blijvends, een sterke neiging voor 't eene of andere op te wekken. Het resultaat is bijzaak, het bezig-zijn hoofddoel.

De gelegenheid er toe moet heel spontaan, heel toevallig aangeboden worden; en de оpwekking tot schetsen moet nooit iets van een aanzetten of opdringen hebben.

't Beste gaat alles wanneer moeder of vader zelf meedoen, niet voordoen; hoe minder deze er ooit aan gedaan hebben hoe beter, zou 'k haast zeggen; maar dat is natuurlijk paradox.

Een klein schetsboekje en een goed potlood, dat niet vlekt op de overstaande bladzijde (ko-i-noor b.v.) en een stukje olifantsgom zijn voorloopig de eenige materialen.

De aanleiding tot de schetspartij kan wezen: een treffend [ 30 ]prentje in een illustratie, zoo eenvoudig, dat een kind denkt, zoo kan ik het ook; of het ten geschenke geven van het materiaal zelf, ter gelegenheid van verjaring of wat ook.

De eenige moeilijkheid ligt in 't kiezen van voorbeelden, met het oog op den leeftijd en de handigheid van de kinderen. Te gemakkelijk kan het niet licht zijn, vooral wanneer kinderen van verschillenden leeftijd het samen probeeren, zooals in de meeste families het geval wel zal zijn.

Ga nu niet dadelijk een landschap opgeven of ook maar een huis of een laan. Begin met kleinigheden: een boomstam met één zijtak, zonder aan de bladen toe te komen, een paar rietpluimen, een boomtakje met knoppen, een vonder over een sloot, een hek aan een weide. Zulke dingen gelijken altijd heel goed, als ze maar niet te groot worden opgezet; ze geven daardoor voldoening aan de beginners.

Ga in 't eerst nooit veel of lang achter elkaar teekenen, een kwartiertje, meer niet; dan het schetsboek weer weg; weer wat wandelen, kijken en luisteren.

Kinderen willen alles precies nadoen; is het voorbeeld wat ver af, dan verzinnen ze er wat bij; dat hindert niet. Wijs er dadelijk op—als ze 't laten kijken; en komen vragen, of 't lijkt—dat teekenen geen fotografeeren is. Als de teekenaar maar zelf kan zien, wat 't voor moet stellen, is 't vooreerst genoeg. Wat met drie lijntjes duidelijk is, wordt met vier soms onkenbaar, dit merken kinderen al heel gauw. Dat heb ik zelf bij ondervinding.

Al heel spoedig krijgen ze er plezier in; de meeste kinderen teekenen ook wel op school, maar dat is veel moeilijker; daar heb je een voorbeeld, zoo mooi, dat je 't toch nooit zoo kunt namaken; of 't is een vierkant of cirkel of vaas, die je toch [ 31 ]niet precies recht, rond of aan beide kanten eender kunt krijgen; al veeg en streep je nog zoo lang.

Hier buiten in de schaduw, met vogelgefluit en dennengeruisch om je heen, gaat dat veel beter. Eerst wordt de [ 32 ]hand wat gauw moe, omdat er geen steun is; dan leg је 't schetsboek maar plat op den grond of op de knie. Hoe je 't potlood houdt, doet er heel weinig toe, als je de lijnen maar niet in 't papier graveert; maar ze er zachtjes op legt. Later kunnen er altijd dikke en zwarte lijnen of vlakken op gelegd worden; met schuin- of bijna platgelegde potloodpunt.

't Is verrassend hoe snel kinderen aanleeren, als ze buiten uit eigen beweging gaan schetsen. Vooral in 't vinden van suggestieve strepen en vlakken, die iets moeten aanduiden, b.v. schorsteekening op berken, sparren, eiken of andere boomen, zijn sommige kinderen verbazend sterk. Zoo zelfs dat ik me wel eens afgevraagd heb, waar die toch in de jeugd stellig en ongetwijfeld aanwezige kunstaanleg op later leeftijd gebleven is. Misschien ligt het aan 't opdwingen van een bepaalde manier, die niet strookt met den aanleg, of van bepaalde modellen, waarvoor 't kind zoo weinig voelt, dat het de dingen geen aandacht schenkt; dan trekt het nog liever op ruitjes en vakjes of over ingekraste strepen, of vult sterren in uit den treuren.

Laat uw kinderen van 6 à 8 jaar eens stil hun gang gaan, help ze alleen maar eens denken aan 't schetsboekje en potlood, door ze voor de hand te leggen; meer niet.

Als ze zoo al wat gekrabbeld hebben, kunnen ze eens een bloem probeeren; een heel eenvoudige, met sterk sprekende lijnen; liefst met kringen, madeliefje b.v.

Laat ook later maar invullen met kleurkrijt dat niet vlakt of met de verfdoos; maar buiten eerst schetsen, naar de levende bloem, dan liggen ze er vast niet te dichtbij.

Wil het niet best lukken met de ovalen, wat met mijn kinderen ook wel 't geval was, dan gaf ik ze den raad straks [ 33 ]thuis eerst eens een groot voorwerp te nemen dat eenigszins op een madeliefje lijkt, wat den vorm betreft. Een theeschoteltje b.v., met een pillendoosje of een groote knoop er midden in. Nu hangt het maar af van den afstand en de hoogte of ze den knoop midden in 't schoteltje zullen zien, of meer naar voren of meer naar achter. Het hartje van de ganzebloem of 't madeliefje zetten ze daarna al veel beter. Mooi of correct zijn zulke eerste proeven in de verste verte niet, en dat hoeft ook niet. Kinderen die beginnen met schrijven of pianospelen leveren ook geen artistiek werk of iets dat correct en geacheveerd is; 't teekenen moet altijd beoordeeld worden naar den oefentijd.

Naïef is altijd de perspectief in zulke kinderlijke schetsen; daar moet niet te veel over geredeneerd worden. Dat komt later best in orde. Om kinderen, die een bloempje willen teekenen, eenige notitie van perspectivische vormwijzigingen te geven, kan men heel goed bij regenachtig weer eens binnenshuis op de ruiten laten teekenen; een bloem in bloempot buiten voor 't venster gezet, wordt daar eerst op getrokken. Ook is het heel nuttig een kind, dat er lust in begint te krijgen aan te raden—vóór het teekenen van een hekje, boomstam of bloem—er altijd met het potlood om heen te wijzen, d.w.z. het al eerst eens in de lucht met bijna uitgestrekten arm op een denkbeeldige ruit te teekenen.

Kinderen schetsen in 't eerst de niet zichtbare lijnen ook; dat wordt langzamerhand minder; de vooruitgang in dit opzicht kan bespoedigd worden, al is 't niet noodzakelijk, als vader of moeder of een ander stille toekijker en bewonderaar bij gelegenheid aanraadt, de strepen weg te vegen; die zijn toch niet te zien, doordat ze achter iets anders verborgen zijn. Heerlijke modellen, om zich hierin op winteravonden of bij [ 34 ]slecht zomerweer te oefenen, zijn krullen van den timmerman, een handdoek tegen den muur, de plooien van het tafelkleed bij een poot, en vooral de mooie geelbruine, dorre bladeren van eiken, beuken, tamme kastanjes en eschdoorns, die door afwisseling van vocht en droogte allerlei mooie vormen hebben gekregen, en die toch geheel en al gaaf, tot diep in 't voorjaar, bij honderden onder de kale struiken te vinden zijn.