Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen

Type Multilateraal
Ondertekening 6 oktober 1999 in New York
Inwerkingtreding 22 december 2000
Brontaal Arabisch, Chinees, Engels, Frans, Russisch en Spaans
Vertaling Nederlandse
Wijzigt Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen
Leden 106
Bron Wetten.nl
Auteursrecht Publiek domein
Logo Wikipedia
Logo Wikipedia
Meer over Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen op Wikipedia

Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen[bewerken]

De Staten die partij zijn bij dit Protocol,

Erop wijzend dat het Handvest van de Verenigde Naties opnieuw het vertrouwen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de mens en in de gelijke rechten van mannen en vrouwen bevestigt,

Tevens erop wijzend dat de Universele Verklaring van de rechten van de mens verkondigt dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en in rechten zijn geboren en dat een ieder aanspraak heeft op alle daarin genoemde rechten en vrijheden, zonder enig onderscheid van welke aard dan ook, waaronder onderscheid naar geslacht,

Eraan herinnerend dat de Internationale Verdragen inzake de rechten van de mens en andere internationale instrumenten inzake de rechten van de mens discriminatie op grond van geslacht verbieden,

Tevens eraan herinnerend dat het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen („het Verdrag”), waarin alle Staten die daarbij partij zijn discriminatie van vrouwen in alle vormen veroordelen en overeenkomen onverwijld met alle passende middelen een beleid te voeren, gericht op uitbanning van discriminatie van vrouwen,

Opnieuw hun vastbeslotenheid bevestigend het volledige en gelijke genot van alle rechten van de mens en fundamentele vrijheden door vrouwen te verzekeren en doeltreffende maatregelen te nemen om schendingen van deze rechten en vrijheden te voorkomen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Een Staat die partij is bij dit Protocol erkent de bevoegdheid van het Comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen („het Comité”) om kennisgevingen te ontvangen en te bestuderen die zijn gedaan in overeenstemming met artikel 2.

Artikel 2

Kennisgevingen kunnen worden gedaan door of in naam van personen of groepen van personen, onder de rechtsmacht van een Staat die partij is, die stellen slachtoffer te zijn van een schending van in het Verdrag genoemde rechten door die Staat die partij is.

Indien een kennisgeving wordt gedaan in naam van personen of groepen van personen, geschiedt dit met hun instemming, tenzij de opsteller kan rechtvaardigen dat hij namens hen optreedt zonder deze instemming.

Artikel 3

Kennisgevingen geschieden schriftelijk en niet anoniem.

Het Comité neemt geen kennisgevingen in ontvangst die een Staat betreffen die partij is bij het Verdrag maar geen partij is bij dit Protocol.

Artikel 4

  • 1. Het Comité bestudeert geen kennisgevingen, zonder zich ervan te hebben vergewist dat alle beschikbare nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput, tenzij de toepassing van deze rechtsmiddelen onredelijk wordt gerekt of het onwaarschijnlijk is dat zij zullen leiden tot effectief herstel.
  • 2. Het Comité verklaart een kennisgeving niet-ontvankelijk, wanneer:
    • a. Dezelfde aangelegenheid reeds is onderzocht door het Comité of is of wordt onderzocht uit hoofde van een andere internationale onderzoeksprocedure of regeling;
    • b. Deze in strijd is met de bepalingen van het Verdrag;
    • c. Deze klaarblijkelijk slecht onderbouwd of onvoldoende gestaafd is;
    • d. Deze een misbruik vormt van het recht een kennisgeving te doen.
    • e. De feiten die onderwerp zijn van de kennisgeving zich hebben voorgedaan voordat dit Protocol van kracht werd voor de betrokken Staat die partij is, tenzij deze feiten zich na die datum zijn blijven voordoen.

Artikel 5

  • 1. Te allen tijde na de ontvangst van een kennisgeving en voordat een beoordeling op de merites heeft plaatsgevonden, kan het Comité een verzoek ter spoedige overweging zenden naar de betrokken Staat die partij is om de voorlopige maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn teneinde mogelijke onherstelbare schade voor het slachtoffer of de slachtoffers van de beweerde schending te vermijden.
  • 2. Indien het Comité gebruik maakt van haar discretionaire bevoegdheid uit hoofde van het eerste lid van dit artikel, betekent dit geen beoordeling inzake de ontvankelijkheid of op de merites van de kennisgeving.

Artikel 6

  • 1. Tenzij het Comité een kennisgeving als niet-ontvankelijk beschouwt zonder raadpleging van de betrokken Staat die partij is, en mits de persoon of personen instemt of instemmen met de openbaarmaking van zijn of hun identiteit aan die Staat die partij is, brengt het Comité iedere kennisgeving die haar wordt gedaan uit hoofde van dit Protocol vertrouwelijk onder de aandacht van de betrokken Staat die partij is.
  • 2. Binnen zes maanden dient de ontvangende Staat die partij is bij het Comité schriftelijke toelichtingen of verklaringen in ter verduidelijking van de aangelegenheid, onder vermelding van de door die Staat die partij is eventueel genomen corrigerende maatregelen.

Artikel 7

  • 1. Het Comité bestudeert kennisgevingen die zijn ontvangen uit hoofde van dit Protocol in het licht van alle inlichtingen die hem ter beschikking zijn gesteld door of in naam van de personen of groepen van personen en door de betrokken Staat die partij is, mits deze inlichtingen worden toegezonden aan de betrokken partijen.
  • 2. Het Comité vergadert achter gesloten deuren wanneer het kennisgevingen uit hoofde van dit Protocol onderzoekt.
  • 3. Na onderzoek van een kennisgeving zendt het Comité zijn zienswijze inzake de mededeling, vergezeld van zijn eventuele aanbevelingen, toe aan de betrokken partijen.
  • 4. De Staat die partij is, neemt de zienswijze van het Comité, tezamen met zijn eventuele aanbevelingen, grondig in overweging, en dient bij het Comité, binnen zes maanden, een schriftelijke reactie in met inbegrip van inlichtingen inzake maatregelen die zijn genomen in het licht van de zienswijze en aanbevelingen van het Comité.
  • 5. Het Comité kan de Staat die partij is uitnodigen verdere inlichtingen te verstrekken inzake eventuele maatregelen die de Staat die partij is heeft genomen naar aanleiding van zijn zienswijze of eventuele aanbevelingen, zulks tevens, indien het Comité dit gepast acht, in de volgende verslagen van de Staat die partij is uit hoofde van artikel 18 van het Verdrag.

Artikel 8

  • 1. Indien het Comité betrouwbare inlichtingen ontvangt die wijzen op ernstige of systematische schendingen door een Staat die partij is van rechten omschreven in het Verdrag, nodigt het Comité die Staat die partij is uit mee te werken aan het onderzoek van de inlichtingen en daartoe opmerkingen in te dienen met betrekking tot de betrokken inlichtingen.
  • 2. Rekening houdend met eventuele opmerkingen die kunnen zijn ingediend door de Staat die partij is, alsmede met andere betrouwbare informatie waarover het beschikt, kan het Comité een of meer van zijn leden aanwijzen om een onderzoek uit te voeren en spoedig verslag uit te brengen aan het Comité. Indien gerechtvaardigd en met de instemming van de Staat die partij is, kan het onderzoek een bezoek aan zijn grondgebied omvatten.
  • 3. Na onderzoek van de uitkomsten van een dergelijk onderzoek, zendt het Comité deze uitkomsten toe aan de betrokken Staat die partij is, vergezeld van eventueel commentaren en aanbevelingen.
  • 4. De betrokken Staat die partij is dient binnen zes maanden na ontvangst van de door het Comité toegezonden uitkomsten, commentaren en aanbevelingen, zijn opmerkingen in bij het Comité.
  • 5. Een dergelijk onderzoek draagt een vertrouwelijk karakter en er wordt gestreefd naar de medewerking van de Staat die partij is in alle stadia van de procedure.

Artikel 9

  • 1. Het Comité kan de Staat die partij is uitnodigen in zijn verslag uit hoofde van artikel 18 van het Verdrag nadere gegegevens op te nemen omtrent eventueel genomen maatregelen naar aanleiding van een onderzoek uitgevoerd uit hoofde van artikel 8 van dit Protocol.
  • 2. Het Comité kan, indien nodig, na afloop van het tijdvak van zes maanden zoals bedoeld in artikel 8, vierde lid, de betrokken Staat die partij is uitnodigen hem in kennis te stellen van de maatregelen genomen naar aanleiding van een dergelijk onderzoek.

Artikel 10

  • 1. Elke Staat die partij is, kan op het tijdstip van ondertekening of bekrachtiging van dit Protocol, dan wel van toetreding daartoe, verklaren dat hij de bevoegdheid van het Comité bedoeld in de artikelen 8 en 9 niet erkent.
  • 2. Een Staat die partij is en die een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel, kan dit voorbehoud te allen tijde intrekken door de Secretaris-Generaal hiervan in kennis te stellen.

Artikel 11

Een Staat die partij is onderneemt alle benodigde stappen om te verzekeren dat personen die onder zijn rechtsmacht vallen niet worden blootgesteld aan slechte behandeling of intimidatie als gevolg van het doen van kennisgevingen aan het Comité ingevolge dit Protocol.

Artikel 12

Het Comité neemt in zijn jaarlijks verslag uit hoofde van artikel 21 van het Verdrag een overzicht op van de werkzaamheden uit hoofde van dit Protocol.

Artikel 13

Elke Staat die partij is, verbindt zich ertoe op ruime schaal bekendheid en publiciteit te geven aan het Verdrag en dit Protocol en de toegang tot inlichtingen inzake de standpunten en aanbevelingen van het Comité te vergemakkelijken, in het bijzonder over aangelegenheden betreffende de Staat die partij is.

Artikel 14

Het Comité stelt zijn eigen huishoudelijk reglement vast dat dient te worden nageleefd bij de uitoefening van de hem door dit Protocol opgelegde taken.

Artikel 15

  • 1. Dit Protocol staat open voor ondertekening door iedere Staat die het Verdrag heeft ondertekend, bekrachtigd of ertoe is toegetreden.
  • 2. Dit Protocol dient te worden bekrachtigd; alleen een Staat die het Verdrag heeft bekrachtigd of ertoe is toegetreden, kan bekrachtigen. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
  • 3. Dit Protocol staat open voor toetreding door iedere Staat die het Verdrag heeft bekrachtigd of ertoe is toegetreden.
  • 4. Toetreding geschiedt door nederlegging van een akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

Artikel 16

  • 1. Dit Protocol treedt in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de tiende akte van bekrachtiging of toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
  • 2. Voor elke Staat die dit Protocol bekrachtigt of ertoe toetreedt nadat het in werking is getreden, treedt dit Protocol in werking drie maanden na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding.

Artikel 17

Ten aanzien van dit Protocol kunnen geen voorbehouden worden gemaakt.

Artikel 18

  • 1. Iedere Staat die partij is kan een wijziging op dit Protocol voorstellen en indienen bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal doet de Staten die partij zijn mededeling van voorgestelde wijzigingen met het verzoek hem of haar ervan in kennis te stellen of zij voorstander zijn van een conferentie van de Staten die partij zijn teneinde het voorstel te bestuderen en erover te stemmen. In het geval dat ten minste een derde van de Staten die partij zijn voorstander is van een dergelijke conferentie, roept de Secretaris-Generaal de conferentie bijeen onder auspiciën van de Verenigde Naties. Wijzigingen die worden aangenomen door de meerderheid van de aanwezige Staten die partij zijn en stemmen tijdens de conferentie worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
  • 2. Wijzigingen worden van kracht nadat zij zijn goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en zijn aanvaard door een meerderheid van twee derde van de Staten die partij zijn bij dit Protocol in overeenstemming met hun onderscheiden constitutionele procedures.
  • 3. Indien wijzigingen van kracht worden, zijn zij bindend voor de Staten die partij zijn die de wijzigingen hebben aanvaard; andere Staten die partij zijn blijven gebonden door de bepalingen van dit Protocol en eventuele eerdere wijzigingen die zij hebben aanvaard.

Artikel 19

  • 1. Iedere Staat die partij is kan dit Protocol te allen tijde opzeggen door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties hiervan schriftelijk in kennis te stellen. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.
  • 2. De bepalingen van dit Protocol blijven van toepassing op mededelingen gedaan uit hoofde van artikel 2 of een onderzoek aangevangen uit hoofde van artikel 8 voorafgaand aan de datum waarop de opzegging van kracht wordt.

Artikel 20

De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt alle Staten in kennis van:

  • a. Ondertekeningen, bekrachtigingen en toetredingen uit hoofde van dit Protocol;
  • b. De datum van inwerkingtreding van dit Protocol en van wijzigingen uit hoofde van artikel 18;
  • c. Opzeggingen uit hoofde van artikel 19.

Artikel 21

  • 1. Dit Protocol, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd in het archief van de Verenigde Naties.
  • 2. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties doet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit Protocol toekomen aan alle Staten bedoeld in artikel 25 van het Verdrag.