Gezelle/Den ouden brevier
Uiterlijk
< Gezelle
← Sobrii estote | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Goevrijdag → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 94 ]
.... DEN OUDEN BREVIER
ALS zorgen mijn herte verslinden,
als moedheid van 's werelds getier;
dan zoeke ik weêrom den beminden,
dan grijpe ik den ouden brevier.
als moedheid van 's werelds getier;
dan zoeke ik weêrom den beminden,
dan grijpe ik den ouden brevier.
o Schat ongevalschter gebeden,
brevier, daar, in 't korte geboekt,
Gods woord, en Gods wonderlijkheden,
nooit een ongevonden en zoekt!
brevier, daar, in 't korte geboekt,
Gods woord, en Gods wonderlijkheden,
nooit een ongevonden en zoekt!
o't Werk van gezetelde Pausen,
wat zegge ik, Gods eigen beworp;
o sterkte, en, als 't lijden doet flauw zijn,
onsterfelijk lavend geslorp!
wat zegge ik, Gods eigen beworp;
o sterkte, en, als 't lijden doet flauw zijn,
onsterfelijk lavend geslorp!
o Weldaad wellustiger koelheid,
o schaduwomschietende troost,
als ' t vier, en de onmachtige zwoelheid,
gestookt door den vijand, mij roost...
o schaduwomschietende troost,
als ' t vier, en de onmachtige zwoelheid,
gestookt door den vijand, mij roost...
Dan zuchte.... dan zitte ik alleene;
dan biede ik den booze: « Van hier! »
dan buige en dan bidde ik, en weene...
dan grijpe ik den ouden brevier!
dan biede ik den booze: « Van hier! »
dan buige en dan bidde ik, en weene...
dan grijpe ik den ouden brevier!
23/10/'94.