Gezelle/Ik heb dat huis gezien
Uiterlijk
< Gezelle
← Heer Schimmelpenninck | Tijdkrans door Guido Gezelle | Een witte schorte → |
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen. |
III
Ik heb dat huis gezien,
vol armen en vol beenen;
vol borsten, buiken; vol
[ 60 ]gemenschte marbelsteenen;
die staan en gekken schier
met 's menschen zedigheid,
die kleeren dragen doet,
zoo God heeft opgeleid.
Foei! neen, ge 'n kunt mij niet
doen blozen, spijts uw billen
vol naakte sierlijkheid,
die mij bedriegen willen:
ge'n zijt geen menschenbeeld,
geen godenbeeld: een ziel
is eerst en meest het mensch
dat uit Gods handen viel.
vol armen en vol beenen;
vol borsten, buiken; vol
[ 60 ]gemenschte marbelsteenen;
die staan en gekken schier
met 's menschen zedigheid,
die kleeren dragen doet,
zoo God heeft opgeleid.
Foei! neen, ge 'n kunt mij niet
doen blozen, spijts uw billen
vol naakte sierlijkheid,
die mij bedriegen willen:
ge'n zijt geen menschenbeeld,
geen godenbeeld: een ziel
is eerst en meest het mensch
dat uit Gods handen viel.