Gezelle/Quis nos separabit?
Uiterlijk
< Gezelle
← De Doornenboom | Laatste verzen (1901) door Guido Gezelle | Mietje → |
Uitgegeven in Antwerpen — Gent door De Nederlandsche Boekhandel. |
[ 59 ]
QUIS NOS SEPARABIT?
Ad Rom. VIII : 35.
Bemint men iemand, recht en wel,
zoo zal men hem, voor metgezel,
begeren en betrachten.
Bemint gij God, waarom en gaat,
daar God zo lange u wachtend staat,
gij God, o mensch, niet wachten?
zoo zal men hem, voor metgezel,
begeren en betrachten.
Bemint gij God, waarom en gaat,
daar God zo lange u wachtend staat,
gij God, o mensch, niet wachten?
Waar vinde ik Hem. o... "Vinde ik Hem!"
zegt liever: "Waar ontvinde ik Hem?"
Waar zal ik Hem ontvaren?
Hij roert in mij! Hij waagt in mij!
Hij nacht in mij! Hij daagt in mij!
Wie zalder ons ontgâren?
zegt liever: "Waar ontvinde ik Hem?"
Waar zal ik Hem ontvaren?
Hij roert in mij! Hij waagt in mij!
Hij nacht in mij! Hij daagt in mij!
Wie zalder ons ontgâren?
o Wondernisse! o Wonderheid,
en zondebaarste zonderheid,
dat; overal gesmeten,
bij ‘ t karrevoer, getuigenis
van God en van Gods goedheid is,
en wij... ‘t zoo weinig weten!
en zondebaarste zonderheid,
dat; overal gesmeten,
bij ‘ t karrevoer, getuigenis
van God en van Gods goedheid is,
en wij... ‘t zoo weinig weten!
KORTRIJK, 18/5 '97.