Gezelle/Rechte neêrwaards
Uiterlijk
< Gezelle
← De zwarte doorenhagen | Tijdkrans door Guido Gezelle | Gepoeft, gepaft → |
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen. |
RECHTE NEERWAARTS
Rechte neêrwaards,
ongelenigd,
valt de sneeuw; die,
blij noch blank,
moze maakt en
moze menigt,
straten verre en
uren lang.
ongelenigd,
valt de sneeuw; die,
blij noch blank,
moze maakt en
moze menigt,
straten verre en
uren lang.
Koud is 't, schoon de
dagen langen;
en de bijstere
wolkenlucht
houdt den mensch bij
't vier gevangen,
daar hij schaars de
vlagen vlucht.
dagen langen;
en de bijstere
wolkenlucht
houdt den mensch bij
't vier gevangen,
daar hij schaars de
vlagen vlucht.
Zal 't dan nooit meer,
moegeknezen,
vrij, mijn hert, van
kommer zijn?
[ 126 ]Zal 't dan nooit meer
uitgebezen,
zal 't dan nooit meer
zomer zijn?
moegeknezen,
vrij, mijn hert, van
kommer zijn?
[ 126 ]Zal 't dan nooit meer
uitgebezen,
zal 't dan nooit meer
zomer zijn?
Zonnekrachten,
brandt en bluistert,
breekt de ketenen,
schendt het graf,
daar ik zitte en,
weggeduisterd,
wachtte, och arme, uw'
stralen af!
brandt en bluistert,
breekt de ketenen,
schendt het graf,
daar ik zitte en,
weggeduisterd,
wachtte, och arme, uw'
stralen af!
Kan 't niet helpen?
Wil noch zal men
nimmer luisteren
naar mijn' stem...?
„Hallelujah!”
hoore ik galmen,
„Christus rees: rijst
mee met Hem.”
Wil noch zal men
nimmer luisteren
naar mijn' stem...?
„Hallelujah!”
hoore ik galmen,
„Christus rees: rijst
mee met Hem.”