Gezelle/Slaaplied
Uiterlijk
< Gezelle
← Platanus orientalis L. | Laatste verzen (1901) door Guido Gezelle | Krommenisse → |
Uitgegeven in Antwerpen — Gent door De Nederlandsche Boekhandel. |
[ 132 ]
SLAAPLIED.
Waait mij nu zoetjes,
o zuchtende wind;
wiegt mij en douwt mij
dat zuilende kind;
speelt om zijn wichtelijk
aanzichte en laat
Jesuken rusten: het
slapen nu gaat.
o zuchtende wind;
wiegt mij en douwt mij
dat zuilende kind;
speelt om zijn wichtelijk
aanzichte en laat
Jesuken rusten: het
slapen nu gaat.
Palmen, die roerende en
wagende zijt,
stilt om mijn kindeke uw
takken nen tijd;
engelkes, zoetjes, ach,
Jesuken wilt
slapen: uw' tonge en
uw' harpe nu stilt.
[ 133 ]
Vogelkes, zwijgt, die daar
huppelt en springt;
dauwdruppels, zoetjes, en
belt noch en klinkt;
zonne, uwe machtige
stralen verfrischt:
‘t Kindeken Jesus... in
slape... nu is ‘t.
wagende zijt,
stilt om mijn kindeke uw
takken nen tijd;
engelkes, zoetjes, ach,
Jesuken wilt
slapen: uw' tonge en
uw' harpe nu stilt.
[ 133 ]
Vogelkes, zwijgt, die daar
huppelt en springt;
dauwdruppels, zoetjes, en
belt noch en klinkt;
zonne, uwe machtige
stralen verfrischt:
‘t Kindeken Jesus... in
slape... nu is ‘t.
KERSTDAG 1898.