Gezelle/Willens, nillens
Uiterlijk
< Gezelle
← 't Is honderd jaar geleen | Tijdkrans door Guido Gezelle | Ik heb zoo lang → |
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen. |
WILLENS, NILLENS
Willens, nillens, vare ik verder
langs de ruwe levensbaan
en ik zie den goeden Herder,
ach zoo ver, mij voorengaan,
met zijn kruis en met zijn kroone,
die mij zegt:„Komt volgt mij na,
dat den ingang ik u toone,
dat ik met u binnenga!"
[ 150 ]Helpt mij, helpt mij! Hoeveel stappen,
eer ik stel, den laatsten keer,
op de laatste wereldtrappen
mijnen laatsten voet, o Heer;
eer het daagt en eer het dag wordt,
eer uw' hand mij binnenlaat,
eer uw kruis den laatsten slag hort,
en de deur mij openslaat?
langs de ruwe levensbaan
en ik zie den goeden Herder,
ach zoo ver, mij voorengaan,
met zijn kruis en met zijn kroone,
die mij zegt:„Komt volgt mij na,
dat den ingang ik u toone,
dat ik met u binnenga!"
[ 150 ]Helpt mij, helpt mij! Hoeveel stappen,
eer ik stel, den laatsten keer,
op de laatste wereldtrappen
mijnen laatsten voet, o Heer;
eer het daagt en eer het dag wordt,
eer uw' hand mij binnenlaat,
eer uw kruis den laatsten slag hort,
en de deur mij openslaat?