Haagsche Courant/1904/Nummer 6442/De oorlog in Oost-Azië
‘De oorlog in Oost-Azië’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Haagsche Courant, donderdag 3 maart 1904, Tweede blad, [p. 2]. Publiek domein. |
De oorlog in Oost-Azië.
Bevestiging noch tegenspraak is tot-nu-toe gekomen vain het bericht omtrent den nieuwen aanval op Port-Arthur. Het feit mogen wij echter met het oog op de reeds meegedeelde bijzonderheden voor waar aannemen. Volgens een Fransch ingenieur moeten de Japanners met opzet telkens korte aanvallen op deze belangrijke haven doen, om te voorkomen, dat die kanonnen in de forten hen goed onder schot krijgen.
De „Retwisan”, die nog steeds in de haven ligt, moet volgens bericht uit Nioetsjwang reddeloos verloren zijn. Een ingenieur, die tot opdracht had het schip weer vlot te maken, moet alle hoop op succes opgegeven hebben. Het stuk dat er in gezet was, om het door een Japansche torpedo geschoten lek te stoppen, moet niet gehouden hebben. Na den aanval van eergister zal er dus wel niets meer van terecht komen.
De geruchten over een blokkade van Wladiwostok houden aan.
Een telegram, uit Russische bron, vermeldt nog eens, dat de Russen te Liao-jang de bewegingen van Chineesche troepen ten westen van Moekden in het district Koebantsa en te Sin-ming-ting met groot wantrouwen gadeslaan. De houding van de inlandsche bevolking heet onbetrouwbaar en deze zou weigeren de voortbrengselen van het land aan de Russen te „verkoopen”.
De Petersburgsche correspondent van de Parijsche „Matin” daarentegen ontkent, op gezag van een hooggeplaatst Russisch ambtenaar, dat de beweging van de Chineeeche troepen in bovenbedoelde streek iets verontrustends voor de Russen zou hebben. De Chineezen zouden er veeleer op uit zijn, hun gebied en hun spoorwegen tegen de Japanners te beveiligen. „Het eenige werkelijke gevaar van schending van het Chineesche gebied door Japan zou bezworen zijn, als China de kust en de spoor bij Sjanhai-kwan krachtig bewaakte.” Aldus deze Rus.
Volgens de laatste berichten, welke in hooge militaire kringen te Moskou van het oorlogsterrein zijn ontvangen, heeft de Russische infanterie het gedeelte van den weg Sëoel-Peking bezet, dat zich uitstrekt tusschen het station Liao-jang aan den Mandsjoerschen spoorweg en de Jaloe-rivier. Het Russische front en de flanken worden sterk gesteund. De rechterflank is te Tatoengkoe (ten Z. van Antoeng) aan de baai van Korea, terwijl de linker bij Witsjoe is. De Russische ruiterij is de Jaloe-rivier overgetrokken tusschen Antoeng en Jongampo en heeft het gedeelte van den legerweg naar Peking tot Soetsjen bezet. Kozakken-verkenners zijn opgerukt langs de groote en kleine karavaan-wegen. Deze verkenners staan nu tot op 16 KM. ten oosten van Pingjang, terwijl zich de hoofdmacht van de ruiterij op 56 KM. ten noorden en de infanterie meer dan 200 KM. ten NW. van Pingjang bevinden.