Haagsche Courant/Nummer 6393/Den Haag, 5 Januari/De Drankwet

Uit Wikisource
‘De Drankwet’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Haagsche Courant, woensdag 6 januari 1904, eerste blad, [p. 1]. Publiek domein.

[ eerste blad, 1 ] — De Drankwet.
 De „Bond van eigenaars en directeuren van Nederlandsche Brouwerijen” heeft aan de Tweede Kamer een adres gezonden tegen de nieuwe Drankwet.
 De Bond stelt voorop, dat hij gaarne wil meewerken om het misbruik van alkoholische dranken tegen te gaan, maar zegt dan verder:
 „dat hij, met de ministers van Binnenlandscha Zaken en Justitie van oordeel is, dat het een hoogst gewichtige vraag blijft in hoeverre de geringe daling in het verbruik van alkohol metterdaad als succes van de werking der Drankwet is te beschouwen,”;
 „dat immers het aantal gelegenheden om sterke-drank te gebruiken, wanneer men de duizenden lokaliteiten, waar clandestien sterke-drank wordt verkocht, medetelt, eer toe- dan afgenomen is, zoodat de Drankwet haar doel geheel gemist heeft;
 „dat hierdoor, zooals de memorie van toelichting van het ontwerp zich uitdrukte „de Drankwet bij velen een voorwerp van spot en minachting is geworden”;
 „dat ten-gevolge van de ongeregelde toestanden, ontstaan door de invoering van een wet, welke vele jaren door duizenden personen gemakkelijk kon worden overtreden, de eerbied voor Gezag en Wet tem zeerste is verminderd;
 „dat de Drankwet heeft bewerkt dat een talrijke schare van personen er geen schande meer in ziet, door den strafrechter te worden veroordeeld, en talloos velen, welke te-voren tot de rustige burgers behooren, zelfs mert de gevangenis hebben kennis gemaakt;
 „dat ook die betrekkelijke welvaart van zeer vele neringdoenden door de Drankwet is veranderd in een hoogst zorgelijk bestaan, hetgeen ook in breeden kring een nadeeligen invloed op de algemeene welvaart heeft geoefend en waaruit voor den groothandel vaak aanzienlijke schade is voortgevloeid;
 „dat ondergeteekende daarom een nieuwe proeve van wetgeving op het gebied van den drankverkoop met begrijpelijke zorg tegemoet ziet;
 „dat hij intusschen met waardeering erkent, dat het aangeboden ontwerp ook goede en nuttige bepalingen bevat en in vele opzichten bestaande rechten tracht te eerbiedigen;
 „dat ondergeteekende echter van oordeel is, dat het ontwerp enkele bepalingen bevat, die of overbodig of ook minder gewenscht zijn en waardoor de kansen van succes van de nieuwe wet zeer worden verminderd.”
 Daarna worden een negental artikelen aangewezen, waartegen de bierbrouwers bezwaar hebben; o. a. die, waarbij aan brouwerijen en andere naaml. vennootschappen de gelegenheid zal worden ontnomen, een zeker getal „vergunningen” in eeuwigdurenden eigendom te hebben en die aan pachters of zetbazen te verhuren.