Naar inhoud springen

Het Vaderland/Jaargang 34/Nummer 174/Twee tentoonstellingen

Uit Wikisource
‘Twee tentoonstellingen’ door R.
Afkomstig uit Het Vaderland, zaterdag 26 juli 1902, Eerste Blad, [p. 1]. Publiek domein.
[ Eerste Blad, 1 ]

Twee tentoonstellingen.


Het is in den laatsten tijd vrijwel regel geworden, dat elke tentoonstelling, ook de meest onbeduidende, wordt aangekondigd met de ruimste en nieuwste hulpmiddelen der moderne reclame, wordt aangekondigd met zooveel ophef, dat teleurstelling niet kan uitblijven en de bezoeker bij ’t binnentreden onwillekeurig laat hooren een wrevelig: „is dat nu alles!” Een andere kenmerkende eigenschap van de meeste tentoonstellingen is ook dat ’t eigenlijk doel der expositie op den achtergrond wordt geschoven, dat de wedstrijd der kunsten bijzaak en de gelegenheid tot ontspanning hoofdzaak wordt.
’t Doet daarom goed nu eens melding te kunnen maken van een tweetal tentoonstellingen, die niet ontaard zijn in een kermesse d’été en bij welke ook niet door een opgeschroefde reclame overdreven voorstellingen zijn gewekt. De eerste is de aardrijkskundige tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam; de tweede is de visscherij-tentoonstelling te Katwijk aan Zee.
Toen in ’t vorig jaar de Vereeniging van Leeraren aan Inrichtingen van Middelbaar Onderwijs te Haarlem haar algemeene vergadering hield, werd besloten in den zomer van 1902 te organiseeren een tentoonstelling van hulpmiddelen bij het aardrijkskundig onderwijs. Het doel daarbij was om beter te doen kennen de methode en strekking van het onderwijs in aardrijkskunde en tevens aan belangstellenden een volledig overzicht te geven van de groote verbetering in de leermiddelen. Dit doel is volkomen bereikt.
Het zevental zalen in ’t Stedelijk Museum is gevuld met een schat van leermiddelen, globes, landkaarten, atlassen, plaatwerken en reliefs, meerendeels ingezonden door binnen- en buitenlandsche uitgevers, terwijl ook particulieren en enkele instellingen, als het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap, het Ned. Schoolmuseum, de Rijkslandbouwschool, de Maatsch. tot Nut van ’t Algemeen enz. medewerking verleenden.
’t Ligt niet op onzen weg om te treden in een vergelijking der tentoongestelde voorwerpen. De meerdere of mindere volkomenheid van een atlas, van een globe of landkaart hangt geheel en al af van ’t doel dat met het onderwijs in aardrijkskunde wordt beoogd. Wie de staatkundige verdeeling der landen als ’t voornaamste beschouwt, zal bijvoorbeeld geheel andere eischen stellen dan hij, die een sprekende voorstelling wenscht der vormen, van het land, of die in den kleinst mogelijken tijd de grootst mogelijke hoeveelheid namen van steden en dorpen, van rivieren en kanalen „er in pompen” wil. Maar, en dat is wellicht de grootste verdienste van deze tentoonstelling, wie zich nu een voorstelling heeft gevormd van de te volgen methode, zal hier kunnen zoeken en vinden de leermiddelen, die ’t allerbest passen in zijn leerplan.
En daarom komt ’t ons voor, dat allen, die eenigermate betrokken zijn bij ’t onderwijs der jeugd (niet alleen de onderwijzers, maar allen, die inderdaad opvoeders willen zijn) niet mogen nalaten een bezoek te brengen aan deze geographische schatten.
Maar ook voor hen, die tot opfrissching van ’t eigen weten nog wel eens willen neuzen in kaarten of gravures, is er leerstof in overvloed. ’t Beste dat ooit verscheen op ’t gebied der Nederlandsche cartographie is aanwezig; daarvoor zorgden onze uitgevers wel. En uit ’t buitenland kwamen hoogst belangrijke inzendingen, o. a. van de bekende firma’s Justus Perthes (Gotha), G. B. Paravia en Co. (Turijn), W. en A. R. Johnston (Edinburgh en Londen) en Hachette en Cie. (Parijs).
In afzonderlijke afdeelingen zijn bijeen verzameld de inzendingen betrekking hebbend op handels- en landbouwaardrijkskunde, Palestina, Zuid-Afrika en Indië. In deze laatste afdeeling trekken zeer de aandacht twee groote kaarten van Java, beide in fraaie omlijsting. De eerste is een cultuurkaart met bijgevoegde photo’s, die een duidelijk beeld geven van grondbewerking en plantengroei op Java. De tweede is een spoorwegkaart met een aantal afbeeldingen van de landstreek door den spoorweg doorkruist. Een niet minder merkwaardige afdeeling wordt gevormd door de particuliere inzending van prof. Gallée te Utrecht, nl. een vrij uitgebreide verzameling van schetsen, teekeningen, photo’s enz. van Nederlandsche boerenhuizen en hun bewoners. Eigenaardig is vooral hierbij, dat gebouwen in N.-Amerika en Z.-Afrika niet alleen aanwijzen de Nederlandsche afkomst, maar zelfs het gewest en de landstreek.
Om begrijpelijke redenen is ’t meerendeel der inzendingen hier tentoongesteld om getuigenis af te leggen tot welk een hoogte in den laatsten tijd opgeklommen is de wetenschappelijke waarde der leermiddelen. Een aardige afwisseling wordt door enkele inzendingen gegeven, die een kostbaar materiaal zijn voor de kennis van ’t verleden. Daartoe zijn o. a. te rekenen:
Remarkable maps of the XVth, XVIthe and XVIIth century, 4 portefeuilles, eigendom van Fred. Muller en Co. te Amsterdam.
De vermaerde Koopstadt van Amstelredam, door Cornelis Anthoniszoon, 1544, eigendom der Kweekschool voor D. en O.
Provisioneel concept, ontwerp ende voorslach, dienende tot de bedijckinge van de groote water meeren 1641, eigendom van het Kon. Aardrijkskundig Genootschap.
Joannes Blaeu, Atlas Major 1652, 11 deelen, eig. van ’t Aardr. Gen.
Kaart van Hollands Noorderkwartier in 1288, door W. Kloeke, uitgever J. J. Tijl te Zwolle.
Acht historische kaarten van Italië (Carte Storiche d’Italia), weergevend Italië van af den tijd der Longobarden tot het eind der vorige eeuw.
Met deze vermelding worde hier volstaan. Het is ons gebleken, dat de „aardrijkskundige” tentoonstelling te Amsterdam nog maar spaarzaam werd bezocht. Ze wekt niet zulke groote verwachtingen als die te Antwerpen, ze zal ook niet kunnen worden als zoovele andere tentoonstellingen een plaats van louter ontspanning, een „rencontre” van de pretmakende en uitgaande wereld. Maar wel kan ze iets, ja veel zijn voor hen, die het nuttige en het aangename willen vereenigen.

Van de nieuwe stadswijk rondom het Stedelijk Museum te Amsterdam gaan we naar Katwijk aan Zee, waar ook een wedstrijd der kunsten de belangstelling van het publiek vraagt en verdient. Daar is ietwat wonderlijk gecombineerd een tentoonstelling van visscherij en van schilderijen. Begrijpelijk wordt dit echter als we overwegen, dat enkele te Katwijk wonende schilders, geholpen door kunstbroeders en kunstzusters uit andere plaatsen, aan de visscherijtentoonstelling meer luister hebben bijgebracht door een kunstafdeeling te ontwerpen. Deze werd reeds door meer bevoegde pen beschreven; bepalen we ons nu tot de afdeeling visscherij.
Het schijnbaar zoo eenvoudig visschersbedrijf vordert voor zijn uitrusting en zijn materialen zoo velerlei waren en stoffen, dat zonder eenige moeite, zonder eenig gevaar voor eentonigheid kan worden gevormd een tentoonstelling uitsluitend op visscherijgebied. En men heeft dan te Katwijk ook vrijwel alles bijeengebracht; van af de wollen trui en de klompen van den visscher tot de groote scheepsnetten, de takelage en de zeevaartkundige instrumenten voor het vaartuig is alles te vinden on het tentoonstellingsgebouw.
Dat de visscherij niet bloeit is bekend, dat de zeilvaart meer en meer plaats maakt voor de stoomtrawlers eveneens en het is ook als bekend te veronderstellen, dat menige industrie, welke met de visschrij samenhangt, er de lasten van ondervindt. Zoo noemen we bv. de zeildoekweverij, de touwbanen en de nettenfabricage. Toch vinden we op dit gebied nog zeer mooie inzendingen, uitmuntend door degelijkheid van grondstof en bewerking, zich in dit opzicht wel eens gunstig onderscheidend van het goedkooper buitenlandsch fabrikaat. Zoo vindt men in een eenvoudige vitrine een collectie echt Hollandsch zeildoek (met de hand geweven) van de firma D. Van Leyden en Zoon, te Krommenie. Mooi zijn ook eenige touwinzendingen, touw als het fijnste draad en daarnaast touw zoo dik als een forsche gespierde hals. Van de inlandsche touwslagerijen zonden in N. J. Lankhorst en Zoon, te Sneek, W. Tom en Zonen, te Moordrecht, en G. Van der Lee, te Ouderwater. Netten, kleine schepnetjes zoowel als groote sleepnetten vindt men bij verscheidene leveranciers van visscherijartikelen naast andere waren, zonder dat het is te zien of men binnen- of buitenlandsch fabrikaat voor zich heeft.
Naast twee groote buitenlandsche fabrieken (W. J. Knox Ltd. te Kilbernie, Schotland, en de nettenfabriek Itzehoe in Holstein) maakte een goed figuur de firma Jaeger & Co. te Leiden met haar machinaal gebreide netten.
Klein is maar het aantal inzendingen van producten der visscherij, ansjovis, gepelde garnalen, rolmops enz. zijn geëxposeerd door de Brouwersche Inmakerij te Brouwershaven, de Maatschappij „Da Schelde” te Bergen-op-Zoom, en door den heer H. Kikkert, te Vlaardingen. Scheepsinstrumenten, kompassen, seinlantarens enz. waren ingezonden, behalve door den Staat der Nederlanden, ook door de firma’s J. H. Joosten, te Dordrecht, en F. J. Kloos en Zoon, te Rotterdam. Niet minder dan 4 firma’s zonden verband- en medicijnkisten, voor eerste hulp bij ongelukken. Hoe keurig die kisten ook zijn ingericht en gevuld, toch stemt het droef, dat het visschersbedrijf zooveel gevaar meebrengt, waarvan de ruime uitstalling van verbandmiddelen weer een bewijs heeten kan. De bewuste medicijnkisten, huisapotheken of hoe men ze noemen wil, waren ingezonden door de firma’s K. W. G. De Bosson, te Dordrecht, Brocades en Stheeman, te Meppel, de Koninklijke Fabriek van Verbandstoffen te Amsterdam en G. A. Maini, te ’s Gravenhage.
Collectieve inzendingen en daarbij zeer mooie waren opgesteld door een zevental afdeelingen van de Vereeniging tot bevordering der Visscherij. Deze afdeelingen zijn Katwijk, Maassluis, Scheveningen, Oude schild op Tessel, Urk, Volendam en Wieringen. De Scheveningsche inzending bestond o. a. uit een voorstelling en relief van de Visschershaven, voorts uit visscherij-attributen en scheepsmodellen.

R.