Naar inhoud springen

Het Vaderland/Jaargang 61/27 november 1929/Avondblad/Weekbladen

Uit Wikisource
Weekbladen
Auteur(s) Anoniem
Datum Woensdag 27 november 1929
Titel Weekbladen
Krant Het Vaderland
Jg 61
Editie, pg Avondblad C, [1]
Opmerkingen Hendrik Petrus Berlage vermeld als H.P. Berlage
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

WEEKBLADEN.


      De Haagsche Post meent dat L. Denny’s We fight for oil ongetwijfeld dit nut voor niet-Engelschen en niet-Amerikanen heeft, dat het hun de oogen kan openen voor het lang niet denkbeeldige gevaar dat zij loopen, wanneer de Britsche en de Amerikaansche jingo’s er eens aan mochten gaan denken om samen te werken, inplaats van elkaar te bestrijden.
      Opgewekt wordt de vogels toch te sparen.
      Laat allen die het wel meenen met onze vogels – en hierbij denken wij vooral aan de onderwijzers – toch steeds vechten tegen het waandenkbeeld dat een vogel schadelijk is, omdat hij wel eens een konijntje of een fazant oppeuzelt! Die enkele gevallen ziet men en neemt men hem kwalijk; maar de tallooze malen, dat hij muizen en ratten vangt, neemt de mensch er geen notie van. Indien er in dit verband van „schadelijk” gesproken kan worden, dan is dit woord alleen toepasselijk op den onnadenkenden mensch, die niet beseft, dat reeds duizenden eeuwen roofvogels en konijnen tegelijk geleefd hebben, zonder dat de laatsten uitgegroeid zijn.
      Deze Week zegt, al houden we met een zekeren angst het communisme, dat ons uit Rusland „bedreigt”, buiten de deur, met groote blijmoedigheid het communisme, dat uit de Ver. Staten de wereld overstroomt, binnen halen.
      Omdat wij niet nadenken. Omdat wij niet inzien hoe het Russische communisme en het Amerikaansche broertje en zusje zijn. Het broertje schuwen we, omdat hij ongeschoren en vies is en luistert naar den naam bolsjewiek. Het zusje treden wij met uitgestoken handen tegemoet, omdat zij er lieftallig en frisch uitziet en Miss 1930 heet. Dat beiden tenslotte van één vader zijn, dat zullen wij eerst later ontdekken, als we niet nu reeds eenige beteekenis hechten aan de industrieele samenwerking, die tusschen Rusland en Amerika groeiende is.
      Dictatuur van de massa – zij staat ons uit het Westen zoo goed als uit het Oosten te wachten en het doet weinig terzake, welke windstreek het wint – als één het dan winnen moet en de wereld als een erfenis het proletariaat in den schoot geworpen wordt.
      Tenzij wij besluiten zelf te denken.
      In De Haagsche Dameskroniek vertelt Israël Querido van de opvoering van zijn Jordaan door Boubers gezelschap. A. van G. schrijft over dr. H. P. Berlage, Sally Birneby vertelt in haar Amerikaanschen brief van een negerin, die rijk werd door ’t uitvinden van een middel om de kroeskoppen van haar rasgenooten glad te maken. J. A. Leerink schrijft over Al Jolson, den zingenden multimillionair.
      In De Hollandsche Lelie schrijft Henri Borel over romantiek en werkelijkheid; gewend als we zijn beroemde, mooie vrouwen uit de geschiedenis in een romantisch licht te zien, kunnen we ons onmogelijk meer indenken, hoe die vrouwen in ’t gewone leven waren. Dan vertelt hij van ’n paar geslaagde pogingen om klassieke heldinnen echt gewoon vrouwelijk voor te stellen, n.l. John Erskine in zijn boek: The private Life of Helen of Troy en Franz Blei in: De roep van ’t vrouwenhart, waarin 20 historische vrouwen in hun dagelijksch, reeële wezen geteekend worden.
      Dr. G. J. Young-Stimson geeft tafereelen uit het leven van prinses Mary; Roeland van Ruyven vertelt de geschiedenis van ons uurwerk; verder o.m. een voortzetting van de geschiedenis van ons borduursel.
      Floralia is met een trekheesternummer verschenen, dus gewijd aan sering, sneeuwbal, prunus, hortensia, rhododendron en de vele andere, die, nu buiten alles koud en kaal wordt, onze kamers, met hun bloemenweelde zullen opvroolijken. Van al deze planten staan er mooie groote foto’s in dit nummer; de tekst toont aan dat dit forceeren of trekken niet zoo’n eenvoudig werk is, maar veel ervaring en vakkennis vereischt; uitvoerig worden de methoden voor de diverse heesters en rozen besproken. Zeer de aandacht zal zeker het artikel over de Japansche sierkers trekken, ’n heester, die tot voor kort door één kweeker ’s winters aan de markt gebracht werd.
      Ook de trekheesters voor de buitenplaats en voor den gewonen liefhebber worden niet vergeten en we krijgen mooie foto’s te zien van deutzia, iorsythia, azalea mollis en andere goede bekenden.
      Een gekleurde plaat van een blauwe hortensia en een fraaie foto van het bij den gewonen liefhebber nog veel te weinig bekende bolgewas ixiolirion zijn als losse platen toegevoegd.
      In Buitenhuis wordt de rol van het behangselpapier als meubelbekleeding besproken, en schrijft Theo van Doesburg over het glas-in-lood in de oude en nieuwe architectuur. Verder wordt de techniek van het leggen van linoleum behandeld.
      Eigen Haard vertelt van de artillerieinrichtingen aan de Hembrug, ter gelegenheid van haar 250-jarig bestaan en geeft een karakterschets van de dichteres-schilderes C. L. Baronesse van Till–den Beer Poortugael, die haar verzen schreef om de lezers te helpen de zonzijde en de schoonheid, die, ondanks alle misère, zorgen en bezwaren, voor ieder in dit leven te vinden is.
      In Spoor- en Tramwegen bespreekt ir. P. Labrijn de nieuwe Nederlandsche locomotieven, rangeerlocomotieven en sneltreinlocomotieven van Werkspoor.
      Met elk der sneltreinlocomotieven is een proefrit gehouden van Zwolle naar Groningen en terug met een trein bestaande uit 15 stuks vierassige voertuigen met een totaal gewicht (zonder de locomotief) van ca. 500 ton. Bij de hoogst bereikte snelheid is de gang der locomotief nog volkomen rustig en is de stoomvorming ruimschoots voldoende.
      Ir. P. de Gruyter beschrijft het meetrijtuig der \Ned.-Ind. Staatsspoorwegen en J. Dekker vertelt de lotgevallen van de traliebrug over de Leidsche Trekvaart te Vogelenzang.
      De brug ligt op een merkwaardig hoekje. Vogelenzang behoort tot de gemeente Bloemendaal. De brug ligt voor de eene helft in de gemeente Bloemendaal, voor de andere helft in de gemeente Hillegom. De scheiding ligt in het midden van de Leidsche Vaart. De Leidsche Vaart met weg is gemeenschappelijk eigendom van de gemeente Haarlem en Leiden. Het beheer van de vaart wordt gevoerd door Haarlem, over den weg door Leiden. De vaart is boezem van het Hoogheemraadschap Rijnland en staat onder diens toezicht. Bij de voorbereiding moest met al deze lichamen overleg geplaagd worden.
      G. Leopold bespreekt het vraagstuk van de beoordeeling van de kaders op de stations. Een artikel: Ons moeilijke Nederlandsch brengt grappige voorbeelden van verhaspeling van onze taal op adressen e. d.: zoo b.v. Aan Het Kantoor van Staatsspoor Van afdeeling voor abuis maken van het reiszen en het kaartje zit er in: Aan de Maatschappij tot Evefiloritatie en (uit Engeland): Mr. Verminste. Voorwemp.
      R. Prins schrijft over fusie van Amerikaansche spoorwegen; J. O. M. Broek over de Spoorwegen van het Japansche keizerrijk. A. Crozet over de Spoorwegen van Madagascar, P. W. Ockerse over dienstexamens bij de Staatsspoor- en Tramwegen in Ned.-Indië.