Het Vaderland/Jaargang 68/1 februari 1937/Avondblad/Kunstaardewerk en architectonisch aardewerk

Uit Wikisource
Het Vaderland, maandag 1 februari 1937

Kunstaardewerk en architectonisch aardewerk. Van sierbord tot vensterbank door een anonieme schrijver, Avondblad C, p. 1

[ Avondblad C, 1 ]

Kunstaardewerk en architectonisch aardewerk


Van sierbord tot vensterbank

Arti et Industriae heeft Zaterdagavond haar jaarvergadering gehouden, waarin de voorzitter, de heer J. D. Ros, in zijn openingswoord duidde op het streven om het goede Nederlandsche fabricaat naar voren te brengen. De heer J. de Quack bracht het jaarverslag uit gelijk ook de penningmeester, de heer Van Eldik, die verheugd constateerde, dat men met een schoone lei staat, niettegenstaande de slechte tijdsomstandigheden, welke de achterstallige contributies tot ongekende hoogte hebben doen oploopen. Dit heeft een zoo drukkenden invloed gehad op de begrooting 1937, dat sterke bezuinigingsmaatregelen noodig zijn gebleken, o.a. omzetting van het maandblad in een tweemaandsch orgaan, maar daartegenover zal de contributie voorloopig voor dit jaar verlaagd worden.
Als bestuursleden zijn herkozen de heeren J. D. Ros als algemeen voorzitter, T. B. Middelraad en C. Mus Hzn.
De heer H. W. Mauser Jr., bedrijfsingenieur van De Porceleyne Fles, sprak over kunstaardewerk en architectonisch aardewerk, waarbij tal van lichtbeelden de toelichting leverden. De historie van het aardewerk gaat zoo ver terug in het verleden, dat vrijwel geen product er zoo een heeft. In een summier overzicht deelde hij over deze geschiedenis een en ander mede; 4700 v. Chr. had de Egyptische tempel van Sakhara al verglaasde tegels met goede methoden om ze aan den muur te verbinden; plm. 1300 v. Chr. is er al sprake van verglaasde glazuur; Babylonië en Assyrië hebben ook bouwaardewerk gekend, muren in Babel bewijzen het met bouwsteenvoorstellingen van een paar m2 oppervlak op muren van ongebakken steen, werk in het paleis van Darius in Susa enz. Griekenland paste in zijn bloeiperiode glazuren noch tegels toe. De architectonische toepassing bleef beperkt tot heel eenvoudig terracotta. De Etrusken en Romeinen werkten in dezelfde richting voort, maar het terra sigilata (rood brandende klei), en gebruikten ook geen glazuren, wel meer terracotta voor bouwversiering. Na hen begon een primitieve toepassing van glazuren, te vergelijken met ons testengoed, tot ver in de middeleeuwen. In het Oosten was onderwijl de ceramiek tot nieuwen bloei gekomen, waarschijnlijk onder invloed van den Islam. Tinemail werd al gemaakt. In de 16e eeuw moet er wel uitwisseling tusschen Perzië en China zijn geweest, getuige in Ispahan gevonden aardewerk. Bij de Perzen uit dien tijd vindt men ook al het goudluster.
Het doordringen van de Mohammedanen heeft de Oostersche techniek naar Zuid-Europa gebracht, hoofdzakelijk naar Zuid-Spanje, waar in Sevilla en Granada en op Majorca de beste voorwerpen zijn vervaardigd (de tegelwanden van het Alhambra). In Italië, dat de kunst uit Spanje meebracht is de beste periode de eerste helft der 16e eeuw geweest; bijna elke stad had haar eigen techniek en eigen karakter, welke de herkomst van een voorwerp vrij makkelijk laten bepalen. Minder veelvuldig zijn de gebruiksvoorwerpen, maar zeer belangwekkend is ’t architectonisch aardewerk van Italië, speciaal dat der Robbia’s.
Gememoreerd werden de geïncrusteerde tegels van Frankrijk, Engeland en Holland, het grès van Duitschland en Holland (Jacobakannetjes, Baardmannetjes), de voortplanting van de Italiaansche techniek en daarna ons eigen land behandeld, dat lange jaren de belangrijkste plaats op ceramisch gebied heeft ingenomen, speciaal Delft. De tinemail is er in een speciale eigen techniek verwerkt door den drang der omstandigheden. In den beginne stond deze nijverheid natuurlijk geheel onder Italiaanschen invloed, maar de toenemende invoer van ’t Chineesche porcelein uit Indië, dat met zijn blauw op wit zeer in trek kwam, deed dit nabootsen, vaak bedriegelijk, al kende men zelf niet het porceleln. De motieven waren vaak typisch Chineesch. Eenigen tijd telde Delft 30 plateelbakkerijen w.o. de in 1605 opgerichte Porceleyne Fles. In de 18e eeuw trad een akelig verval in. Het Hollandsche voorbeeld heeft veel navolging gevonden, o.a. in Duitschland en Engeland, waar de Hollanders zelf den grondslag hebben gelegd voor de bloeiende industrie. Vooral door de ontdekking van Wedgewood kreeg het Engelsche aardewerk een eigen karakter, was ’t tinglazuur onnoodig geworden en ontstond een nu nog sterk bloeiende industrie. In ’t pottenbakkersdistrict zijn ruim 1000 ovens in werking en Stoke on Trent kan beter Smoke on Trent heeten. Wedgewoods vinding, welke hem in staat stelde een zeer harde, dunne witte scherf te maken, verdrong het Delftsch grootendeels van de markt. Ten slotte is alleen de Porceleyne Fles overgebleven, welke tot 1876 alleen vuurvaste steen en ordinair aardewerk maakte. Toen Joost ’t Hooft haar kocht koos hij ’t witte Wedgewood als uitgangspunt, dat met blauw beschilderd werd. Dit nieuwe Delftsch verwierf zich weer de goede markt, lang voor ’t oude van den rommelzolder werd gehaald. ’t Nieuwe blauw is volstrekt geen nabootsing van ’t oude, waarvan de techniek zoogenaamd verloren zou zijn gegaan (wat onjuist is), maar een heel eigen techniek en product.
Getracht is te breken met de sleur van de beperkte voorstellingen, maar het publiek wil er volstrekt niet aan en l’art pour l’art kan een dergelijke fabriek zich niet veroorloven. Jaap Gidding heeft ontwerpen gemaakt b.v., maar ze gingen niet.
De veelzijdigheid der ceramische ontwikkeling is zóó groot dat er vrijwel geen overzicht meer van te geven is; de individualistische producties verschillen op allerlei wijzen. Het Pijnacker Delft, roodblauw op witte fond, heeft eenzelfde evolutie ondergaan als ’t blauw van De Porceleyne Fles. Verschillende technieken, versieringen, passeerden de revue: Nieuw Delftsch met turquoize, groen en blauw op een bizonder fond, met de haarscheuren welke het effect eer verhoogen dan verminderen, cloisonnétechniek, kristalglazuren, reflet métallique, Laufglasur, de moderne, eenvoudige, witte glazuur, de sectieltechniek (de wijzerplaten van Berlages beurs en Toorops paneelen daarin), de pâte sur pâte techniek, reliefwerk, plastieken.
In de architectuur, welke al in de oudheid het aardewerk toepaste, om minder moois te bedekken, is in den nieuwen tijd het ceramische product ook in utiliteitsbouw verwerkt. ’t Heeft voor, dat ’t in onderhoud uiterst goedkoop is. De eenvoudige tegels zljn hoe langer hoe mooier geworden en haar toepassing daardoor veel uitgebreider. De Porceleyne Fles heeft op dit gebied leiding gegeven, ook in het buitenland. Uit dit product is het vorstvrije product ontstaan. Deze bouwceramiek is een uitstekend bekleedingsmateriaal voor beton e. d. gebleken, welke tegelijk opkwamen en laat zich, vele evoluties doormakend, op alle mogelijke wijzen toepassen. De fabriek heeft zich aangepast aan de omstandigheden, ook in de nieuwe zakelijkheid hebben haar producten plaats gevonden, maar hun eigen standing van kleur enz. bewaard. Tot vensterbanken, kroonlijsten, penanten enz. toe worden nu van Delftsch gemaakt. Mutters heeft indertijd een waagstuk begaan met zijn aardewerkbekleeding van den betongevel [Hotel?] Central. De voorspelling dat ze gauw stuk zou zijn, is niet uitgekomen. Er is nog nooit één stukje uitgevallen. In Amsterdams Effectenbeurs is aardewerk ook veel toegepast. Vele afbeeldingen toonden de toepassing van allerlei bouwmaterialen als geglazuurde steenen, gevelstrips, badcelsteen, vloertegels, enz.
In zijn slotwoord constateerde de voorzitter, dat het bewondering wekt, dat De Porceleyne Fles het zooveel eeuwen heeft uitgehouden en de hoop geuit, dat de ontwikkeling van den smaak van het publiek het haar mogelijk zal maken mooie dingen te blijven maken.