Het Vaderland/Jaargang 68/1 februari 1937/Avondblad/Robert de Roos en zijn tweede symphonie

Uit Wikisource
Het Vaderland, maandag 1 februari 1937

‘Robert de Roos en zijn tweede symphonie. Een interview met den componist. Première te Brussel’ door een anonieme schrijver, Avondblad C, p. 1

[ Avondblad C, 1 ]

ROBERT DE ROOS EN ZIJN TWEEDE SYMPHONIE


EEN INTERVIEW MET DEN COMPONIST


Première te Brussel

(Van onzen correspondent)

DE TWEEDE symphonische schepping van den jongen talentrijken Nederlandschen componist Robert de Roos is Zaterdag in het Palais des Beaux Arts ten doop gehouden. Nietwaar, het klinkt wat vreemd, dat een Nederlandsch musicus de première van zijn werk in het buitenland ziet opgevoerd, terwijl het in zijn eigen land toch zeker niet aan orkesten ontbreekt aan welke de schepper de doopscène had kunnen toevertrouwen. De oorzaak? Waarom vaststaande feiten te verbloemen? We weten het allen, de belangstelling van het Nederlandsche publiek voor de Nederlandsche componisten is nogal klein; het woord „modern” schrikt velen af, omdat het in verband schijnt te moeten worden gebracht met dat andere schrikwekkende woord cacophonie”. De programma’s vermelden den naam van landgenooten liefst zoo weinig mogelijk, hetgeen uit commercieel oogpunt misschien begrijpelijk is, maar voor het Nederlandsche muziekleven funeste gevolgen moet veroorzaken.
Wij hebben De Roos opgezocht om hem het een en ander te vragen van zijn nieuwste geesteskind. Een interview is het nauwelijks geworden, tot groote vreugde van beide partijen; we kunnen het onderstaande dus beter betitelen als het resultaat van een gezellige conversatie, die op verschillende plekken van Brussel werd gehouden. Zoo ving het gesprek aan tijdens een dinertje in een der vele restaurants ter plaatse. Via de vergelijking tusschen de Hollandsche en de Belgische koffie komt de conversatie op de muziek terecht en vandaar op de nieuwe tweede symphonie.
„Een heele gewone symphonie in vier deelen” vertelt de componist.
Die eerste woorden spreken boekdeelen. De manier waarop ze worden geuit teekent hem als een man, die afkeerlg is van elke tam-tam-reclame wanneer het hemzelf betreft, op dat punt dus een mensch die zijn moderne wereld al heel slecht kent, en gelukkig! Dat deze symphonie niet zóó gewoon was, bleek uit de repetitie, die wij den volgenden dag aanhoorden, maar daarover straks. Die vier deelen bleken te bestaan uit een Resoluto, een Scherzo, een Adagio en een Finale. En wat ons vervolgens interesseerde was het antwoord op de vraag welken geest het geheel ademde. De Roos heeft langen tijd in Parijs gewerkt en het zou dan ook niet te verwonderen zijn wanneer hij een Fransche mentaliteit in zijn conceptie had gelegd. We hadden ons deze vraag trouwens kunnen besparen, want uit zijn vorige werken is duidelijk gebleken, dat de sfeer van het Zuiden met zijn zonnige, warme en zoetige inborst hem vreemd was. Meer voelt hij zich aangetrokken tot de Noordelijke mentaliteit, waar ook zijn laatste schepping zich in afspeelt.
Het geheel is van breeden opzet, zwaar dramatisch getint en sterk contrapuntisch bewerkt. Of hij beïnvloed is door een zekere school? Misschien wel, de Roos weet het niet, en, laten we eerlijk zijn, tijdens de repetitie den volgenden dag hebben we hard ons best gedaan om de vraag zelf tot een oplossing te brengen, maar zonder resultaat. Met den besten wil van de wereld is deze conceptie niet in een kader te persen, doen we dus verder ook geen moeite. Onwillekeurig is men bij een nieuw werk geneigd een aanknoopingspunt te zoeken dat bij het begrijpen ervan behulpzaam kan zijn. Met de Roos’ laatste opus lukt dat echter niet, de vorm is nieuw, de inhoud is nieuw, en dus ademt het geheel een frissche oorspronkelijkheid. Maar ook dat hoorden we pas den volgenden dag.


Intusschen hadden we de gezelligheid verplaatst naar het conservatorium, waar Franz André met zijn radio-orkest een avond, met Hlndemith, Milhaud en Strawinsky op het programma, verzorgde. Franz André is de man aan wien de Roos zijn tweede symphonie heeft opgedragen. Niet alleen de Roos, maar ook andere deskundigen zlen in André den belangrijksten Belgischen dirigent met een groote toekomst. Op alle mogelijke manieren poogt André de moderne componisten te steunen door o.m. hun werken zooveel mogelijk door de radio bekendheid te geven. Een van de redenen waarom de Roos zijn symphonie aan André opdroeg.
Tijdens de pauze kwamen we te weten, dat het nieuwe werk geheel uit thematisch materiaal is opgebouwd. Vooral het hoofdmotief speelt een zeer belangrijke rol en komt in de verschillende deelen steeds terug, weliswaar vermomd en sterk bewerkt maar toch steeds herkenbaar. Zooals reeds gezegd heeft de Roos aan het contrapuntische gedeelte groote zorg besteed wat zich in het Scherzo uit, in een aantal fuga’s. Hier dient echter uitdrukkelijk bij vermeld, dat de contrapuntische bewerking slechts middel is geweest om zich uit te drukken, dus geen doel.
Maar het gesprek is al weer afgeloopen, André was begonnen met de Oedipus Rex en we waren genoodzaakt verdere informaties tot den volgenden dag uit te stellen.
Met hooggespannen verwachtingen traden we de repetitiezaal van het Palais des Beaux Arts binnen. Had de groote Milhaud, die toevallig in Brussel was, ons niet meegedeeld, dat de symphonie voortreffelijk klonk? Even benieuwd was trouwens de componist zelf, die zijn conceptie voor de eerste maal zou hooren!
Nu is een klelne repettiezaal een weinig geschikte gelegenheid om een nieuw werk te gaan beluisteren en wanneer bovendien het orkest aan tijdelijks ledenarmoede lijdt dan

ROBERT DE ROOS

komt het ons voor, dat een stuk wel aan hooge eischen moet voldoen, wil ’t onder deze omstandigheden nog klinken. En het klonk, het klonk, ondanks alle bezwaren, die aan de uitvoering waren verbonden. Toch mogen wij een kritiek gevoegelijk uitstellen tot de première, die ongetwijfeld nog beter zal klinken, om nog enkele regelen te wijden aan de structuur van de symphonie, voorzoover wij die niet uit den mond van den componist zelf hoorden.


Na een korte inleiding wordt het hoofdmotief, dat de geheele symphonie verder beheerscht, door de blazers in het Resoluto moeizaam en zwaar ingezet, als ware het een introductie, die ons de dramatische tendens aankondigt, welke de Roos in dit werk heeft neergelegd. De melodie van het hoofdmotief is van een geweldige suggestieve kracht, die door de herhaaldelijke bewerking die zij ondergaat steeds krachtiger wordt. In het Scherzo heeft de Roos zijn voorliefde voor het contrapunt kunnen toonen, en hij geeft hierin blijk van een verbluffende virtuositeit, die vooral in zijn ingewikkelde fuga’s tot uiting komt. We hopen in onze kritiek vooral op dit deel verder in te gaan. Het is technisch ongetwijfeld het intereressantste van het werk.
De eerste noten van het Adagio doen ons weer het hoofdmotief hooren, dat echter wegsterft, om plaats te maken voor een nieuw thema, zeer melodieus, zwaar dramatisch van strekking en van een diepe melancholie doortrokken. Even doet het ons denken aan dat mystische element dat Wagner in verschillende van zijn werken pleegde te leggen. Maar we zouden immers geen aanknoopingspunt meer zoeken?
De finale is de grandiose epiloog, waar alle thema’s te samen komen om verwerkt te worden in één groote apotheose.
Waarlijk dit is een werk waar het Nederlandsche muziekleven trotsch op mag zijn. Dat het dat moge toonen door het zoo spoedig mogelijk op een Nederlandsch podium te brengen!