Het Vaderland/Jaargang 68/1 februari 1937/Avondblad/Tytgat en Portugal

Uit Wikisource
Het Vaderland, maandag 1 februari 1937

‘Tytgat en Portugal. De schilder keert onveranderd van zijn reis terug’ door een anonieme schrijver, Avondblad C, p. 1

[ Avondblad C, 1 ]

TYTGAT EN PORTUGAL


De schilder keert onveranderd van zijn reis terug


(Van onzen correspondent).

Brussel, 29 Januari.

In het najaar van 1936 heeft de Brusselsche schilder Edgard Tytgat een studiereis door Portugal ondernomen. Hij was zoo verstandig af te wijken van de gewone toeristenroute en zich in verlaten plaatsjes met het volksleven te vereenzelvigen. Na Lissabon en het onvermijdelijke Sintra sloeg hij zijn tenten op in Caldas da Rainha. Vandaar uit bezocht hij Peniche en Nazaré. Van Caldas toog hij daarna verder via Alcobaça, Batalha naar Coïmbra. En op de terugreis van Coïmbra naar Lissabon, legde hij een weekje te Tomar aan. Alles en alles bij elkaar verbleef hij acht weken in Portugal.
Zoowel Peniche als Nazaré met hun fantastische kleederdrachten en hun middeleeuwsch volksleven zijn oorden, voor het folkloristisch talent van Tytgat geschapen. Het verbaasde mij dus ten zeerste, dat hij er zoo weinig van mee teruggebracht heeft. Er hangt hier, in de kunstzaal Manteau, waar Tytgat thans exposeert, een olieverfschilderij van strand en zee, geestig van schikking en fraai van kleur, een doek met qualiteiten, maar dat nu werkelijk niets specifieks Nazarés heeft. Men zou verwacht hebben, dat Tytgat die zooveel kostelijke figuurtjes teekende en schilderde, dikke schetsboeken vol gemaakt zou hebben met vrouwen en mannen van Nazaré in hun schotsche pakken, hel van kleur en eindeloos gevarieerd. Hetzelfde geldt van een werkje dat den naam „Peniche” draagt. Wanneer het eenvoudig heette Zand en Zee en geen verdere plaatsaanduiding droeg, zou het op zichzelf beschouwd een aangenaam schilderij genoemd mogen worden. Nu wij er echter een karakteristiek van Peniche in zoeken, oordeelen wij het onvoldoende. Er zijn tal van alleraardigste schilderijen en gouaches hier, eigenlijk behoort al dit werk tot het goede van Tytgat, doch om het te maken had hij niet naar Portugal behoeven te gaan. Het sterkste viel dit op bij een schilderij „Tomar” geheeten. Deze naam roept onwillekeurig bij een ieder, die iets van Portugeesche cultuur af weet, de herinnering op aan de krankzinnige vormenfeesten van den Emmanuellijnschen stijl, aan een super-barok, welke zijn weerga in de wereld niet heeft. En wat wij hier zien is een liefelijk heuvellandschapje met een huisje, maar dat even goed ergens ln Frankrijk geschilderd had kunnen zijn. Op de andere schilderijen is dan nog wel eens een klein détail, dat toch nog even de herinnering aan Portugal oproept. Wanneer men mij dit schilderij van Tytgat had voorgelegd met de vraag het geografisch te situeeren, zou ik geen oogenblik aan Tomar gedacht hebben. Twee van de hier aanwezige werken roepen voor mij werkelijk Portugal op: een marktscène te Caldas da Rainha en een prachtig synthetisch beeld van de Ferreiro do Paço te Lissabon, volkomen Portugeesch en achttiende eeuwsch.
Het blijkt nu, dat Edgard Tytgat een schilder is met een zóó eigen wereld en een zoo eigen leven, dat hij daaraan niet ontkomen kan, ook al onderneemt hij verre reizen. Een vernieuwing van zijn persoonlijkheid of zijn werkwijze, een andere kijk op menschen en dingen is er niet ult voortgevloeid. Hij is er onveranderd vandaan gekomen en zijn Portugeesch avontuur is voor de ontwikkeling zijner kunst zonder beteekenis. Tytgat behoort tot die kunstenaars, die zooveel op reis kunnen gaan voor hun persoonlijk vermaak, als zij maar willen, maar die voor hun vak er geen behoefte aan hebben.
Er mag uit het bovenstaande geen misverstand voortkomen. Op de tentoonstelling bij Manteau zijn zéér vele belangrijke werken van Tytgat vereenigd: rijp, warm, geestig; een fraaie en kenmerkende verzameling; maar de geest van Portugal, en zelfs het pittoreske aspect van land en volk is er afwezig.