Naar inhoud springen

I.K. Bonset/Tot een constructieve dichtkunst

Uit Wikisource
Tot een constructieve dichtkunst
Auteur(s) I.K. Bonset
Datum 1923 [eigenlijk januari 1924]
Titel ‘Tot een constructieve dichtkunst’
Tijdschrift Mécano
Jg, nr, pg [1], 4 en 5, [11]
Genre(s) Dadaïsme
Brontaal Nederlands
Bron Theo van Doesburg en Jean Leering (1980) Mécano. Nos. 1 - 4/5, Leiden 1922-1923, Amsterdam: Van Gennep.
Overige publicatie(s) *Els Hoek (red.; 2000) Theo van Doesburg. Oeuvrecatalogus, Bussum: Uitgeverij Thot, p. 719. ISBN 9068682555
Auteursrecht Publiek domein

I. K. BONSET

TOT EEN CONTRUCTIEVE DICHTKUNST

Tot wederopbouw der dichtkunst behoort de déstructie.
Déstructie des syntaxis is de eerste noodwendige voorarbeid der nieuwe dichtkunst.
De déstructie heeft zich op de volgende wijze geuit:
                                    1. in het woodgebruik (volgens z’n beteekenis).
                                    2. in de gruwelijkheid (psychische verstoring).
                                    3. in de typografie (la poësie synoptique).
Voor 1. waren van belang:
                     Mallarmé, Rembaud, Ghil. Gorter, Appolinaire, Birot, Arp, Schwitters enz.
Voor 2: de Sade, de Leautrémont, Masoch, Péladan, alle religieuse geschriften, Schwitters enz.
Voor 3: Appolinaire, Birot, Marinetti, Beauduin, Salvat Papaseït, Kurt Schwitters enz.

De dichtkunst is zonder aesthetische grondslag ondenkbaar.

Het rein-utilistische als eenigste, générale bases eener nieuwe kunstuitdrukking te nemen = waanzin.

Een utilistische dichtkunst
Een utilistische muziek
Een utilistische schilderkunst
Een utilistische plastiek

= waanzin

waanzinwaanzinwaanzin enz.
Wij beleven een provisorisch tijdperk. Wij nemen aan: dat er geen onderscheid bestaat, tusschen zele en ruggemerg, tusschen coïtus en kunst.
Maar wanneer men kunst maakt gebruikt meen geen zeep (misschien de schilders- als ze zindelijkheidsneigingen hebben) en op een tomaat kan men niet ten hemel stijgen. Met kunst kan men zich niet de tanden poetsen.
ieder ding draagt zijn nuttigheid in zich zelf

DE SYPHILIS is niet het doel der bijslaap.

Maar: de matrozen der nieuwe construktivistische kunst beweren:

OF

een op hout gespijkerd stuk ijzer,
een stoel zonder leuning;
een auto, die niet rijdt;
een gramophoon zonder stem;

OF

een huis zonder grondplan;
een sabel zonder kling;
een (rood) gedicht zonder inhoud. —

dat is utilistische kunst.
DWZ. kunst die in het reeële leven wortelt!
Neen, dat is toch alles slechts kunstsyphilis.
Bestaat er een dichtkunst, waarop meen kan zitten, als op een stoel? Of, waarin men kan rijden als in een auto! Neen. Wellicht bestaat er slechts een Dichtkunst waarop men spuwen kan: de utilistische, revolutionaire Dichtkunst. (Ik verzoek de heeren, de varkensblazen weer op het hoofd te zetten en de buizen weer in de neus te steken.)
Alzoo: het komt er bij de réconstructie der Kunst niet op aan of het produkt al dan niet toepasbaar is. In zooverre een plastiek of schilderij toepasbaar is, — b. v. om te zitten – is het geen plastiek of schilderij, maar „stoel”.
En: de doelmatigheid beperkt zich in geen geval tot de organen van ons zinnelijk bestaan. En indien dit zoo ware, behoort dat wat we onder geest verstaan, eveneens tot onze lichamelijke organen.
Probeeren we eens, met onze voeten een gedicht te maken dat even zoo goed is als een schoen.
Weet ge, mijneheeren wat een stad is? Een stad is een spanning in de lengte en een spanning in de hoogte. Anders niets. Twee rechte ijzerdraad-verbindingen beelden de stad. Elk individu probeert door middel van: beenen, trein, tram of explosies (de verplaatsing der toekomst) het gemeenschappelijke middelpunt, dezer twee spanningen te vinden.
En zóó als de stad is, is ook het gedicht. Ieder probeert, zoo onmiddelijk als maar mogelijk is, het kwadraat der twee (uiterste) spanning te beelden.
onmiddelijk, d. w. z.:
De konstruktivistische dichter schept zich uit het alphabet een nieuwe taal: de spraak der groote afstanden, van diepte en hoogte en door middel dezer scheppende taal overwint hij ruimte-tijd-beweging.
De nieuwe dichter beeldt slechts door overwinning, door opheffing, door vernietiging (zooals onze politici) door onhumanistische abstraktie. In de nieuwe dichtkunst is construeeren, réduceeren.
Résumé: De nieuwe dichter construeert zijn taal uit de ruïne van het verleden en daar alles is foor Taal, vormt hij, in weerwil der „abstraktion désinteressée” den nieuwen mensch met de wereld daarin.
DAT IS ZIJN DOELMATIGHEID.
WIEN, Jutendorf 1923.