Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Koets of Wagen van Bacchus
← De Koets of Wagen van Pluto | ‘Koets of Wagen van Bacchus’ door Cesare Ripa | Koets van Aurora of Morgenlicht → |
Afkomstig uit Cesare Ripa et al. (1644) Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants, Amstelredam: Dirck Pietersz Pers, p. 275-276. Publiek domein. |
Koets of Wagen van Bacchus.
EEn vrolijck en naeckt Iongelingh, die een vel van een Lynx of Loſch om den hals draeght, zijnde gekroont met klimops blaederen, houdende in der hand een Tirſis of ſtock die met deſe blaederen is omſlingert: Deſe beeldniſſe ſal op een koets ſtaen, die
[ 276 ]rontom met Wijngaertrancken, vol witte en blauwe Druyven is omwoſſen, zijnde voortgetrocken van Panthers en Tygers. De Poëten ſeggen dat Bacchus vinder is van den Wijn, en dat hy hier van wort God genoemt.
Iongh wort hy vertoont met een krans van klimop, om dat de klimop hem toegewijt zijnde, altijd groen is: waer door meede de kracht van den wijn verſtaen wierde, die door Bacchus is uytgebeelt, die nimmer oud wert, want hoe die ſelve ouder is, ſoo veel te krachtiger wort dieſelve.
Vrolijck is hy geſchildert, vermits de wijn des Menſchen herte verheught, en dieſelve matigh gedroncken zijnde, ſoo geeftſe ſterckheyt en doet de krachten aenwaſſen.
Hy is naeckt, om dat die geene die overſtalligh drincken, daer van droncken worden en alles naeckt en bloot openbaeren, watter oock op ’t herte leyt: want buyten de behoorlijckheyt te drincken, doet veelen in armoede vervallen, waer door zy dan oock naeckt en bloot ſtaen, of om dat het drincken buyten alle behoorlijckheyt een groote brand veroorſaeckt.
De Tirſis mette klimop omſlingert, bediet, dat gelijck deſe Plante alles vaſt hout, waerſe ſlechts kan aengeraecken, dat even alſoo oock de wijn der Menſchen gemoederen bint.
De koets bediet de vluchtigheyt der dronckerts, om dat de overtollige dranck, den Menſche dickwijls den wervel en bolworm doet omme lopen, gelijck de raeders van de karre.
Het Vel van den Lynx of loſch om den hals, betoont, dat dit dier Bacchus is toegeeygent, of om mede te doen verſtaen, dat de wijn onmaetelijck gedroncken, ſtoutmoeheyt aen brenght, en ’t geſicht verſterckt, gelijck geſeyt wort dat de loſch ſnel van geſicht is.
De Tygers die de koetſe voort trecken, bedieden de dollicheyt en wreedheyt der dronckerts en vol ſuypers, want deſe dieren verſchoonen niemant.