Naar inhoud springen

Keulemans Onze vogels 3 (1876)/5

Uit Wikisource
4 Onze vogels in huis en tuin, deel 3 door John Gerrard Keulemans

5. De kleinste geelkuif-kakatoe

6


[ Pl05 ]

[ 14 ]
 

DE KLEINSTE GEELKUIF-KAKATOE.

CACATUA SULPHUREA.


De hier beschreven vogel wordt ook Geelwang- en Zwavelgele Kakatoe genaamd, omdat bij hem de gele kleur zich ook langs de zijden van den kop, namelijk aan de wangen, vertoont, en wel meer in het oog vallend, dan bij de overige bekende Kakatoe-soorten. Deze kleinste der Geelgekuifde Kakatoes is tevens de meest algemeene; hij wordt in Celebes, Lombok, Sumbawa en Flores aangetroffen. Een verwant ras, uit Timor en Samao, onderscheidt zich door zijne geringere grootte en donkerbruinen oogrand. Bij beide rassen is echter de iris zoo donker, dat men slechts bij een fel licht, en van zeer nabij dit verschil in kleur kan opmerken. Volgens Finsch, is het ras, dat Timor en ook Samao bewoont, eene en dezelfde soort, door hem Plictolophus Buffoni genoemd. Eene zeer kennelijke soort (misschien ook eene klimaatsvariëteit) is C. citrinocristatus of Goudwang-Kakatoe, uit de Tenember-eilanden en Timorlaut; zij gelijkt vrij wel naar de hier afgebeelde soort, doch heeft de kuif en wangen, in plaats van zwavelgeel, helder oranje. Deze Kakatoe is, volgens Wallace, uitsluitend tot de genoemde eilanden beperkt, van waar zij door de inboorlingen zeer dikwijls als kooivogel naar Macassar wordt overgebragt.

Even als de meeste, zoo niet alle Kakatoes, leeft de hier afgebeelde vogel bij troepen van honderde voorwerpen, die aan het veldgewas zeer veel schade toebrengen, Brehm zegt in zijne verhandeling over deze vogels o.a.: „Honderden en duizenden verschijnen en kondigen hunne aankomst reeds van verre door hevig geschreeuw aan. Zij vallen allen te zamen in de plantages neder, en rigten daar zoo veel verwoestingen aan, dat de planter alle hem te dienst staande middelen moet aanwenden om ze af te weren. Het is een treffend schouwspel, zulk een zwerm te zien nederstrijken: de zuiver witte kleur der vogels steekt onbeschrijfelijk schoon [ 15 ]af tegen het donkere woud of het zacht groene veld; doch de schade, welke zij den planter veroorzaken, is daarentegen zoo belangrijk, dat men het den eigenaar van den bouwgrond niet ten kwade kan duiden, als hij voor dat schoone geene oogen heeft en een onbarmhartigen verdelgingskrijg voert tegen de zoo heerlijk schoone bezoekers".

Gelukkig dat de bosschen hen gedurende het grootst gedeelte van het jaar van voedsel voorzien; anders zou er voor de planters weinig van den oogst overschieten. Gould nam waar, dat deze vogels, ofschoon zij bij groote vlugten rondzwerven, toch bij voorkeur het digte hout der bosschen bewonen en hoofdzakelijk van bladscheuten, noten en vruchten leven. Ook Brehm zegt zelf, dat zulke zwermen vooral na den broeitijd de plantages overvallen. Men heeft ook opgemerkt, dat zij liefst in ruime boomholten nestelen. Het nest bevat twee à drie witte eijeren, die bijzonder groot en grof van schaal zijn en door beide ouders worden uitgebroeid.

Er bestaat bij dezen vogel geen uiterlijk verschil van sekse of leeftijd; de jongen zijn met een lang, dun en stug dons bedekt, dat later door de vederen onzigtbaar wordt.

Alle Kakatoes eten, behalve vruchten of granen, ook wortelen, welke zij uit den grond rukken of, als ze te groot zijn, afknabbelen. Zij baden zich, vooral des ochtends, in waterplassen nabij de bronnen, en worden ook meestal op die plaatsen door de inboorlingen met strikken gevangen of met wapenen (lansen of pijlen) overvallen. De meeste der in Australië ter markt gebragte voorwerpen zijn echter jong uit de nesten gehaald, en, daar dezen dikwijls slechts ten halve bevederd zijn, heeft men daaruit kunnen afleiden, dat ze omstreeks half November en later waren ter wereld gekomen, en bij gevolg, dat de Kakatoes in November (het begin der lente in genoemd werelddeel) broeijen. De hoofdmarkt voor alle soorten is Melbourne, doch velen komen ook uit onze Oost-Indische bezittingen, hetgeen, al ware het niet reeds algemeen bekend, ook uit het geluid der vogels zou kunnen opgemaakt worden; immers, terwijl de uit Engelsche koloniën aangevoerde voorwerpen „Kekkedoe” roepen, hoort men de uit onze koloniën afkomstige duidelijk het woord „Kakketoe” uitspreken. Blijkbaar is dan ook de naam Kakatoe van dit hun geroep afgeleid, ofschoon zij in den natuurstaat zelden meer dan een „Kaá, kaá” laten hooren; daar men echter gewoon is, verstandige vogels, zooals de Papegaaijen, steeds bij een naam aan te spreken, hebben de [ 16 ]leerzame Kakatoes de haar voorgesproken syllaben „Ka-ka-toe" in het geheugen geprent, en roepen zij zoodoende onbewust den haar door ons gegeven titel uit; eveneens hooren wij ze in onze taal zich ook „Lorre" (afgeleid van Lori [loriculus]_ noemen, omdat men haar met dien naam toespreekt.

Alle Kakatoes zijn uiterst oplettend en verstandig; haar geheugen is voortreffelijk, en zij vergeten nimmer eene haar aangedane beleediging; zelfs haar eigen meester blijven zij soms geruimen tijd wantrouwen, als hij haar eens onvriendelijk behandeld heeft. Bij goede oppassing en liefderijke verpleging daarentegen wordt de Kakatoe evenzeer een menschenvriend, als de hond; zij laat zich even gaarne streelen en den kop kraauwen, geeft ook even duidelijk hare neigingen en gemoedsgesteldheid te kennen, en 't liefst zit zij op haars meesters schouders. Zij houdt veel van keuvelen en kakelen, en leert ook gehoorzamen, ofschoon zij van nature zeer ongehoorzaam is. De meesten zijn stijfhoofdig, doch worden, bij het toedienen eener versnapering en met goede woorden, langzamerhand lijdzamer.

Men geve haar hetzelfde voedsel, als voor den Roodstaart-Papegaai is voorgeschreven; bovendien kan men haar als lekkernij ook beetwortelen, knollen en zelfs uijen toedienen.

De gemiddelde koopprijs der Kleinste Geelkuif-Kakatoe is 12 à 20 gulden. De Kleine en Groote Geelkuif-, de Witkuif-, Rosé- en Dunbek-Kakatoe zijn gewoonlijk 30 à 50 percent duurder. De Groote Roodkuif- (C. moluccensis) en de Inka- of Leadbeaters-Kakatoe zijn meestal het dubbele waard. Kleine soorten met neêrgebogen kuiven, zooals: C. Ducorpsi, C. Goffini en C. philippinarum, zijn, wegens den minder geregelden toevoer, dikwijls zeer kostbaar.