Naar inhoud springen

Keulemans Onze vogels 3 (1876)/53

Uit Wikisource
52 Onze vogels in huis en tuin, deel 3 door John Gerrard Keulemans

53. De soemmerings fazant

54


[ Pl53 ]

afb. De Soemmeringsfazant

 
[ 172 ]
 

DE SOEMMERINGSFAZANT.

PHASIANUS SOEMMERINGI.


Deze fraaije vogel, ook Roode Fazant genoemd, werd het eerst door Femminck beschreven, waaruit blijkt dat hij tot eene betrekkelijk nieuwe soort behoort. Het individu, dat genoemden ornitholoog bij zijne beschrijving diende, was door dr. von Siebold uit Decima (Japan) gezonden, en bleek later een slechts onvolkomen gekleurd mannetje te zijn.

Sedert de laatste jaren heeft men uit het genoemde, op ornithologisch gebied slechts weinig bekende rijk vele voorwerpen naar Engeland overgebragt, en het is dan ook hieraan te danken, dat de Fazantsoort nu reeds zoo algemeen en verre van kostbaar geworden is.

In de groote grasvlakten van Japan komt deze Fazant zeer talrijk voor; vooral in den omtrek van Yokohama en Nagasaki, waar hij door de inwoners Kid-ji wordt genoemd, wordt hij menigvuldig gevangen en aan ondernemende zeelieden verkocht. Het grootste gedeelte der verzonden vogels sterft echter gedurende de reis, daar zij zich gewoonlijk doodvechten. Zelfs de reeds gepaarde voorwerpen, en ook de Hennen onderling, vechten zoo hardnekkig, dat zij maar zeer zelden onbeschadigd naar Europa overkomen, terwijl de meesten bij hunne aankomst gedeeltelijk kaalgeplukt of gewond zijn. Ieder fazantkweeker zal dan ook dezen hun eigen strijdlust hebben opgemerkt, en daarom zorg dragen, dat deze vogels zich in eene zoo groot mogelijke ruimte kunnen bewegen, opdat zij de aanvallen hunner strijdlustige makkers beter zouden kunnen ontwijken.

De Haan is zeer kennelijk aan zijn fraai vederkleed en zeer langen staart. Bij de Hen is de kleurteekening nagenoeg als die der meeste Hennen van andere soorten; zij onderscheidt zich echter van alle door de lichtroode tint over het geheele gevederte. De jongen zijn in hun donskleed geel met bruine bovendeelen. [ 173 ]De eijeren variëren van eene lichtgele schaal met roestroode stipjes tot eene graauwwitte grondkleur met groote, donkere, ongelijke vlekken.

Eene variëteit, met een minder helder rood en met wit gezoomd gevederte, bewoont dezelfde streken. Zij onderscheidt zich vooral door de witte zoomen aan de schouder-, stuit- en zijdeveêren. Het wijfje dezer variëteit vertoont in haar vederkleed geenerlei afwijking van den type. De wetenschappelijke naam van dit ras is Ph. soemmeringi, var. scantillans.

Ten opzigte van voeding en verdere behandeling der hier afgebeelde soort geldt hetzelfde, dat reeds bij de vroeger beschreven soorten is opgegeven.