Klein plakkaatboek/II

Uit Wikisource
[ 2 ]
 

II. 13 Augustus 1428. Oorkonde betreffende de instelling van een regeeringsraad voor Holland en Zeeland[1].

Phillips ete. doen condt allen luyden, want in die zoene, gemaect tusschen onsen lieven ende geminden zuster, vrou Jacob, Hertoginne in Beyeren, Gravinne van Henegouwe, van Hollant, van Zeelandt ende Vrouwe van Vrieslant, van de oirloge, dat [ 3 ]een wijl tijts geweest heeft tusschen hoir aen een zyde ende ons aen die andre zyde, onder ander saken in ééne punte begrepen is, dat negen persoonen, goede ende reckelike mannen, genegen tot payse ende tot vreden, gestelt ende geordineert wesen zullen van onser wegen, om te verstaen ten saecken, aenroerende den landen van Hollant, van Zeelant ende van Vrieslant voorschreven, dats te weten drie, die onse voorschreve zuster ons noemen sall, drie andere, die wy neemen zullen in die voorschreve landen, ende drye andere van ander landen, sulcke als ons goedt dencken sal, so is 't, dat wy, begerende wail ende duechentlic daerin te voorzien, om dat goede betruwen ende gans geloeve, dat wy hebben ende dragen tot onsen lieven ende getrouwen heeren Johan, burchgrave van Montfoirde, heren Johan van Vianen, heer ter Noirdeloze, ende heeren Geryt van Zijl, ridders, diewelke in dese sake ons genoemt hebben geweest van wegen onser voirsz, suster. Jacob, heer tot Gaesbeeck etc, onse neve, heeren Henric van Borssel, heer van der Veer, heeren Willem van Egmonde, heeren Roelant van Witkercke, heer van Heestert ende van Heensroode, heeren Colairt van Comene, heer van der Ruwerschuere ende Baudyn wan Zwieten, die voornoemde gestelt ende gemachticht hebbe, stellen en machtigen met desen brieve wail ende truwelic te verstaen ende te voorzien tot allen saken, die opcomen mogen in die voirsz, landen, te ordineren ende te setten van onser wegen ende tot onsen weederseggen ende te ontsetten in dieselve landen bailiuwen, scouten, rentmeesteren ende alle andere rechteren ende officieren tot alre tijt, als hun dat goet ende oirbair duncken sal, hoir rekenynge te hooren ende te sluyten, recht ende bescheit te doen ende te doen doen in allen stucken, te corrigeren ende te doen corrigeren de quaetdoenres nae gelegenheit der sake, ende anders alles te doen nae inhoudt der voirsz, zoene, dat wy selve souden mogen doen in onsen persoon, behoudelic onse hervachticheit, die wy hebben in den voorsz, landen, daer sy hun niet of onderwinden en zullen, noch van onser voirsz, suster renten, brueken, opcomyngen ende vervallen noch oock van den sestendeel, hoir toebehoerende, noch desgelicxs van den onsen van der bede, nu tertijt gewillekoirt derselver onser suster ende ons in die voirn, lande van Hollant. Zeelant ende Vrieslant, behoudelic oock die erfachtigheyt derselver landen, ghiften ende confirmatien van privilegien ende hantvesten, collatien ende presentatien van gheestelike beneficyen ende van allen diensten ende officien, die vallen zullen in die voirn, landen, daer geen ontfanc aen en cleeft, diewelke geheelic aen ons bliven zullen, van welken saken te doen wail ende duechdelic in der manieren voirschreeven onse voirsz, gemechtichde hebben eet gedaen in onsen handen ende sullen sulcke wedden daerof hebben, als hun, by onsen anderen brieven geordiniert wesen sullen. Ontbieden daerom ende bevelen allen den amptluden, rechteren, dyenaeren ende ondersaten der lande voorscreven, dien 't aengaen mach, dat sy onsen gemachtichden, boven genoemt, obedieren ende gehoirsaem syn ende in die sake, boven verklaert, troist, hulpe ende bystant doen, indien dat sy 's versocht werden, want wy 't alsoo gedaen willen hebben. Dit sal gedueren tot onsen wederseggen. In oirconde etc. Datum Hage XIIIden dach in Augusto, anno XXXVII.

By mine Heer den Hertogh,
J. Gand. 

  1. Naar Van Mieris, IV, blz. 932. Gecollationneerd naar het register der Commissiones Burgundicae 1428-1453, fol. 1 (Van Riemsdijk, De tresorie en kanselarij van de graven van Holland en Zeeland uit het Henegouwsche en Beyersche Huis, no. 75). — Dit is de stichtingsoorkonde van het Hof van Holland en Zeeland. Vgl. Van Riemsdijk, De oorsprong van het Hof van Holland (in Gesch. Opstellen, aangeboden aan Robert Fruin, 1894, blz. 183 e. v.) en Fockema Andreae, Bijdragen Ned. Rechtsgesch., IV, blz. 407 e. v.