Kleine gedigten/Klaartje en Keetje
Uiterlijk
← De gezondheid | Kleine gedigten voor kinderen (1779) door Hieronymus van Alphen | Het gevonden liedje → |
Uitgegeven in Utrecht door de wed. Jan van Terveen en zoon. |
[ 36 ]
KLAARTJE EN KEETJE.
Klaartje.
Altoos werken, altoos lezen,
Dat moet wel verdrietig wezen:
Is het daarom dat men leeft?
Lustig Keetje! nu aan 't spelen;
Ach! de tijd moet u verveelen,
Dien gij aan uw meesters geeft.
Keetje.
Nooit te werken, nooit te lezen,
Altoos in den tuin te wezen,
Is het daarom dat men leeft?
Klaartje lief, hou op met spelen;
Ach! de tijd moet u verveelen,
Dien gij aan uw poppen geeft.
Klaartje
Somtijds spelen, somtijds lezen,
Dat zal wel het beste wezen,
Keetje lief! kom speel met mij.
Keetje
't Zal dan zeker u verveelen,
Op te houden met te spelen:
Leer nu eerst, dan spelen wij.
Ter nauwer nood had Keetje dit gezegd,
Of Klaartje had, beschaamd, haar poppen weggelegd.