Kleine gedigten/Pietje bij het ziekbed van zijn zusje
Uiterlijk
← De koolmees | Kleine gedigten voor kinderen (1779) door Hieronymus van Alphen | Het verhoorde gebed → |
Uitgegeven in Utrecht door de wed. Jan van Terveen en zoon. |
PIETJE
BIJ HET ZIEKBED VAN ZIJN ZUSJEN.
Ach dat kermen, ach dat klagen
Kan mijn teder hart niet dragen,
Mietje lief ik voel uw pijn!
'k Zou gewillig voor u lijden,
Kon het u van smart bevrijden,
Of maar tot verligting zijn.
Doch 't is boven mijn vermogen;
Maar ik buig, met weenende oogen,
Biddend mijne knietjes neêr.
"Laat mijn bede u niet mishagen
"Goede Jesus! hoor mijn klagen,
"En herstel mijn zusje weer.
"Laat haar 't leven nog niet derven,
"Ach mijn moeder zou 't besterven,
"Vader daalde wis in 't graf.
"Lieve God! waar bleef tog Pietje,
"Naamt gij met mijn zusje Mietje
"Ook mijne ouders van mij af."