Kleine gedigten/Winterzang
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
← Klaasje en Pietje | Winterzang door Hieronymus van Alphen | Gods goedheid → |
Uit Kleine gedigten voor kinderen |
Winterzang
'k Zie de geele bladers vallen,
- met den zomer is 't gedaan:
En 't gehuil van sneeuw en regen
- kondigt ons den winter aan.
Ach! hoe trillen mij de leden,
- 'k loop naar 't hoekjen van den haart;
Vader zegt: in zulk een koude
- dient er hout noch turf gespaard.
o Wij hebben zo veel voorraad
- voor den schralen wintertijd;
Daar men mij met warme kleeren
- voor den strengen vorst bevrijdt.
Winterpeeren, koel, en appels,
- boter vleesch, ja wat niet al,
Ligt er reeds in onze kelder,
- Dat ons lekker smaken zal.
Mogt ik nu maar dankbaar wezen,
- over mijn gelukkig lot;
Ja ik wil gehoorzaam leven,
- en u danken, goede God!
Ja ik wil gedurig denken,
- als de koude mij verdriet,
Ach! hoe menig duizend menschen
- hebben zo veel voorraad niet.
Ja, ik wil dan wat besparen,
- en wat van mijn overvloed
Aan een arrem kindje geven,
- dat van honger schreien moet.