Naar inhoud springen

Leeuwarder Courant/1831/Nummer 103/De historie der couranten

Uit Wikisource
‘De historie der couranten’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Leeuwarder Courant, dinsdag 27 december 1831, [p. 2-3]. Publiek domein.
[ 2 ]

De HISTORIE der COURANTEN.


(VERVOLG.)


Die timmert aen den wegh
En schrijft voor ’t algemeyn,
Sal staeg voor alleman
Een steen des aenstoots seyn.


De NEDERLANDEN.


Het heeft ons veel moeite gekost den oorsprong der Couranten in ons Vaderland op te sporen. Bij vreemde Schrijvers vond ik heul noch troost en aan eigene bronnen ontbrak het allerwege, uitgezonderd eene kleine toevlugt bij onzen Jan Wagenaar. Wij zijn echter door behulp van goedwillige en kundige vrienden, aan wie ik daarvoor zeer beleefdelijk mijnen dank toebrenge, zoo ver gekomen, dat wij een aantal bijzonderheden kunnen mededeelen; en al zijn het slechts Fragmenten, ik twijfel er niet aan, of zij zullen voor den Lezer belangrijk genoeg zijn er eenige minuten aan te besteden.
Vooraf valt op te merken, dat er in den beginne der XVI eeuw een aantal Losse Blaadjes gedrukt en verspreid werden, behelzende berigten van enkele gebeurtenissen, zoo als, om een viertal voorbeelden te noemen:

In den jare 1527:

„NYEUVVE TIJDINGE van Ferdinandus: Coninck toe Bemen: Prince en Infant in Hispanien, Eertsch Hertoghe in Oestenryck, des heylighen Roomschen rycs Stadthouder, &ct. Hoe hi tot eenen Coninck gecroont is, Oeck hoe hi dese naeste moent May tot Breyset in ’t Slesigherlant inghereden is &ct., met vele ander wonderlijke geschiedenissen en wederwerdicheyt, so dagelics gheschien, ende in der weerelt ghehandelt worden, &ct.”

In den jare 1532:

„Die heerlike Victorie der Christenen teghen die vloet en de Armaet der Turcken, ende die recuperacie des Stadts Clissa, met een prophecie van eenen heilighen man, ghevonden in een wout, ende noch meer ander schoone advysen des Heeren van Clissa ghesonden den doerluchtighen Heeren Aloys Gonzagha.

TROOSTELIKE NIEUV TIDINGE.

Gegheven toe Clissa, op ten xxviii dach Augusti M ccccc en xxxii.

In den Jare 1535:

Tijdinge van Roome aengaende de Keyser.



(Daarin verzocht Keizer Karel de interventie van den Paus tot behoud des vredes met den Koning van Frankrijk, ’t geen de Paus belooft.)

Gheprent tot Campen in die Geere strate van der A. Bi mi Jan Evertssoon.
En men salse toe coep vynden bi Jan Peterssoon.

In den jare 1546:

Warhaftlge Zeittung von dem schrecklichen Wetter zu Mecheln in Brobant.
Dit blad bevat eene beschrijving, hoe op den 7 Augustus 1546 door een verschrikkelijk onweder en daardoor veroorzaakte Kruidontploffing Mechelen grootendeels is verwoest en honderden menschen zijn omgekomen of gewond, enz. Waar ter plaatse echter dit blad gedrukt is, was niet kenbaar.

Dezen en oneindig vele anderen waren allen gedrukt in quarto met houtsneeplaten en portretten, doch konden niet onder de eigenlijke Couranten gerankschikt worden.

En nu de historie der Couranten vervolgende, wil ik in de eerste plaats hoofdzakelijk overnemen, het geen de Historieschrijver Wagenaar er van heeft geweten en ons vermeld in het VIII deel zijner Beschrijving van Amsterdam. In de zestiende eeuw zoude de aanstelling van Koopmans-Boden, die de brieven van de eene naar de andere plaats bragten, zijn geschied, en in het midden dier eeuw had men zich daarvan ook in Amsterdam bediend. Die zou eerstelijk aanleiding hebben gegeven tot het opstellen, drukken en uitgeven van nieuwstijdingen uit verscheiden gewesten, welke Couranten werden genoemd. De Ridder Hooft heeft dit vreemde woord verwisseld met den Hollandschen titel van Loopmaaren. Al vroeg, in de XVII eeuw, zegt Wagenaar verder, begon men hier mede te Amsterdam en te Haarlem, zonder te kunnen bepalen, welke de eerste was. Hij had Amsterdamsche Couranten in handen gehad van 1628 en 1632, van welke de oudste gedrukt was bij Broer Jansz, zich noemende: Out Courantier in ’t Leger van zijn Princelycke Excellentie.
De Contanten vonden vele Lezers, inzonderheid na het einde van het Twaalfjarig Bestand, wanneer de oorlog weder uitbarstte. Dit was natuurlijk, want het hoofd- [ 3 ]onderwerp was de vermelding der krijgsverrigtingen. Verschillende drukken gaven wekelijks in Amsterdam op eigen gezag vele, zoo wel Fransche, Italiaansche, als Hollandsche Couranten uit, doch naderhand verkregen zij daartoe verlof van den Burgervader. Eerst in 1734 werd er eene Stadsdrukkerij opgerigt en voor rekening der Stad eene Courant gedrukt. — Tot dus verre over den oorsprong Wagenaar, naar wien men alzoo den tijd der invoering in de Nederlanden stellen kan in het laatst der XVI of begin der XVII eeuw.
De schrijver van een artikel in eene Bredasche Courant van Januarij 1830 zegt, dat er wegens de hoogere trap van staatkundige kennis en ontwikkeling van den Nederlandschen volksgeest er reeds in 1564 openlijke dagbladen werden uitgegeven. — Dit laat ik voor rekening van dien schrijver, want mij ontbreekt het bewijs om dit te staven, daar ik geen vroegere kan voorbrengen dan eene Leijdsche Courant van den jare 1618, waarvan straks nader.
Betrekkelijk de Amsterdamsche Couranten werd mij nog medegedeeld, dat in 1652 Francois Lieshout uitgaf de Ordinaris Middelweeksche Courant; Jan van Hilten; Courante uit Italie en Duitschland, en als nog Broer Jansz, de Tydinghe uit verschillende Quartieren, welke laatste reeds in 1628 drukker was. — Deze mededeeling bevatte ook de meer geopperde meening, dat voor den Munsterschen vrede Couranten zijn gedrukt, en men daarmede bij de belegering van ’s Hertogenbosch en den inval van ’t Spaansch Oostenrijksch leger in de Veluw, of iets vroeger is begonnen, zoo wel in Amsterdam, waarvan Wagenaar spreekt, als te Delft, van welken er nog aanwezig moeten zijn, gedrukt in de jaren 1630 en 1631, krachtens een berigt aan mij gegeven door den Heere Scheltema, die dezelve in zijn bezit had gehad.
In Brandts Historie der Reformatie, IV 1060, wordt gezegd, dat de gevangene Predikanten op Loevestein, in hunne onzekerheid wat er omging, verlangend waren naar de Couranten. „Niellius, zegt Brandt, boodt een rijksdaalder om een Courant, gelijk men de gedrukte loopmaeren noemt, te mogen lezen, maar kon daartoe niet komen.” — Zij waren er dus in 1623, (vijf jaren vroeger, dan Wagenaar dezelve gezien heeft) en bevatte ook binnenlands nieuws. — Van 1638 is er eene aanwezig, waarvan het opschrift boven is:

„Courante uyt Italien ende Duytschlandt &c. 1638 No. 19.” en bevat "„Oorlogstijdingen wt ’t Keyserl. Hooft-quartier tot Sasbach, 26 Junij 1638, wt Brisack, 26 d. enz. wt Berlijn 30 d. &t. Parijs den 3 Julij.”
Voorts: wt Vlissinghen 14 d. wt ’t Legher van zijn Hoogheyt den Prince van Orangien tot Nordtgheest, wt Maastricht - Arnhem - Antwerpen - Gorckum.”
achter aan eene aankondiging, dat een Testamentjen [toen eerst nieuwe overzetting] in 12o was uitgekomen bij de Weduwe en Erfganamen van Sal. Hillebrant Jacobsz van Wouw in ’s Gravenhagen.

Is gedrukt op een klein fol. halfblad ter wederzijde, in twee kolommen met eene Duitsche letter.

Onder aan

„Gedrukt tot Amsterdam door Jan van Hilten in de Beursstraat in de gheborduyrde Handtschoen. Bij Jan Frederikksz Stam, woonende by de Zuyderkerck in de Hope, ten huyse wijlen Veselaer, den 17 Julij Anno 1638.”

De oudste Leydsche Courant, welke ik heb kunnen bekomen, en thans terwijl ik van mijne Wetenschap deze verantwoording opsstel, voor mij ligt, is, zoo als ik reeds zeide, in den beginne van de XVII eeuw in het licht verscheen, en wel in klein quarto-formaat, prijkende met het Prinselijk wapen en dezen titel voerende:

Courante der Stadt
LEIJDEN.
Also van de Publicatie ende Ver-
sininge des Raedts aldaer geschiedt.
Met de namen der afgesette Burgher-
meesteren, Schepenen, ende Vroetschappen.
Met het gheen dat deze daghen alhier ghepasseert is.
Tot Leyden, By Jacob Marcus, Anno 1618.
(24 October.)

Het is meer dan waarschijnlijk dat dit Courantje het alleroudste, thans aanwezige is: den inhoud af te schrijven lust mij niet, en evenwel kan ik mij niet onthouden, aan te toonen, dat destijds ook al een beroerende geest onder ’t menschdom heerschte, daar de Prins van Oranje den 23 October in Leijden was verschenen om de Ingezetenen wederom tot voorgaande rust en eenigheid te brengen, beloovende alle rebellen, die door woorden en werken schaden zouden berokkenen, anderen ten exempel aan den Lijve ofte anderzins te doen straffen.
Ook de lieve jeugd was aldaar aan den gang geweest; dus lezen wij bl. 1: „Op den 21 (October) is by de Koornbrugh een Timmermans Huys van de jongens alle die glasen uytgesmeten, door dien dat men seyde dat hy van zyn Princelicke Excelentie seer vileyn soude ghesproken hebben, des anderen daeghs zijnder ontrent hetselve huys diverse luyden ghequetst, maer den Prins binnen comende heeft alles gheremedieert.”

Het Vervolg hierna.