Naar inhoud springen

Leeuwarder Nieuwsblad/Nummer 7140/Paascheieren en paaschbrood

Uit Wikisource
Paascheieren en paaschbrood
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 26 maart 1932
Titel Paascheieren en paaschbrood
Krant Leeuwarder Nieuwsblad
Editie, pg [Dag], Vijfde blad, [3]
Opmerkingen Dirk Jan van der Ven vermeld als Van der Ven, Pieter Aertsen als Pieter Aerts
Brontaal Nederlands
Bron kranten.delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Paascheieren en paaschbrood.


OORSPRONG IN DE GRIJZE OUDHEID


Paascheieren werden oorspronkelijk rood gekleurd.


HET EI SPEELDE OOK EEN POLITIEKE ROL.


      Algemeen geldt de opvatting, dat het gebruik om op den laatsten dag der Groote Vasten eieren ten geschenke aan te bieden, zijn ontstaan te danken heeft aan de omstandigheden, dat men vroeger gedurende de Veertigdaagsche-Vasten zich absoluut van het eiereneten onthield. Daarvan was het gevolg, dat men de eieren, die noch gegeten noch verkocht mochten worden, moest bewaren. Deze werden dus zuinig bewaard om ze op Paschen aan familie, vrienden en kennissen ten geschenke te geven. Vandaar het gebruik, dat men op Paschen zooveel eieren eet en ze ook cadeau ontvangt.
      De werkelijke oorsprong van dit gebruik klimt echter tot een veel vroegere oudheid. Sommigen meenden den oorsprong der Paascheieren te moeten zoeken in den natuurdienst der Egyptenaren en der Perzen, bij wie het ei in het algemeen gold voor het zinnebeeld van het heelal. De eersten zouden het ei beschouwd hebben als een symbool van de vernieuwing van het menschdom na den zondvloed. Paschen en Nieuwjaar werden gelijkelijk geëerd. De Perzen merken Nieuwjaar aan als het tijdstip der vernieuwing aller dingen, als den triomf van de zon der natuur, gelijk Paschen bij de Christenen geldt voor den triomf van de Zon der Gerechtigheid. De Perzen zouden dan


Een vette, met groen, sinaasappelen en papieren rozen getooide Paasch-os, waarmede men vroeger op „Witten Donderdag” door de straten trok.


ook op Nieuwjaar elkander gekleurde eieren schenken.
      Nieuwjaar werd vroeger gevierd bij gelegenheid der dag- en nacht-evening in de lente (21–22 Maart) en sedert de verplaatsing van Nieuwjaar naar de winter-zonnestilstandsdagen (1 Januari), bleef onder het Christendom het gebruik van eieren-schenken alleen op Paschen bewaard. De oude Germanen vierden op het genoemde tijdstip in Maart hun lente-, hun Joel- of Jubelfeest ter eere der lentegodin Ostara. Vandaar dat Paschen bij de Duitschers Ostern heet. Aan dit lentefeest herinnerden de Paaschbosschen, heuvels en vuren der latere Christeneeuw en thans nog de gewoonte bij de Christenen om hun Paaschfeest op den eersten Zondag na de volle eerste maan sedert den lentedag (21–22 Maart) te vieren.


De Joodsche oorsprong.


      De Joden gebruikten eieren ter herinnering aan den tocht hunner voorvaderen uit Egypte, omdat toen uit Abraham’s, Jacob’s en Jozef’s nakroost als het ware een nieuw volk verrees. Op hun Paaschfeest werden ze tegelijk met hun Paaschlam opgedischt en nog wel rood gekleurd, omdat het Paaschlam een bloedig offer was.
      De Christenen hebben de Joden hierin nagevolgd en eveneens het ei in verband gebracht met het nieuwe leven, dat in de Paaschviering gesymboliseerd wordt.
      Het ei werd oorspronkelijk rood gekleurd, terwijl „ons Pascha voor ons geslacht is, namelijk Christus” (I Kor. 5 vs. 7).
      Later wisselde men dit rood met andere kleuren af. Tijdens Cyprianus, bisschop van Carthago (overleden 14 Sept. 258) bevond zich in de kerk dezer Afrikaansche stad een geschilderd tafereel van de opstanding des Heilands, bestaande in een ei, dat op een grasgrond lag en waarboven zich een stralen spreidende zon bevond. Dat was de Zon der Gerechtigheid.
      In Duitschland werden vroeger ook wel in plaats van eieren, zinnebeeldige prenten ten geschenke gegeven. Een er van wordt nog in een Engelsch museum bewaard en stelt voor: drie hennen, die een mand ophouden, waarin drie eieren liggen, met voorstellingen van de Opstanding versierd.
      Zenden de Grieken en Russen elkander eieren op Paschen de laatsten bezoeken op dezen dag ook hun vrienden met den groet „Christus is opgestaan”.
      Dat in Saksen de moeder haar kinderen wijsmaakt, dat de ooievaar de gekleurde eieren legt, hangt ongetwijfeld samen met de voorstelling van dezen trekvogel als lentebode. Vreemd klinkt wel het sprookje, dat de haas de eieren gelegd heeft, waarnaar men de kinderen op Paschen spelenderwijs laat zoeken. Helderder wordt het, wanneer men van een Engelsch gebruik leest, waarbij de jongens der stad een haas moeten vangen en zoo dat gelukt is, deze aan den predikant moeten brengen, die dan verplicht is een ontbijt te geven met kalfskop en 100 eieren, benevens een geschenk in geld.


Eyerlessen.


      Nog lazen we van een al-oud gebruik, dat vroeger eeuwen de lakenbereiders der stad Breslau er op na hielden. Dat was het z.g. „Eyerlesen”, waarvoor belooningen te verdienen waren. Meest voor of na Paschen legde men een bepaald getal geschilderde eieren op de straat met tusschenruimten van eenige passen. De jeugd moest nu toonen, hoe vlug zij eieren kon rapen. Intusschen moest een ander naar een kerk in de buurt loopen, vlug een teeken met krijt op de kerkdeur schrijven en terug loopen. Was nu de eierlooper spoediger terug dan de raper, dan was de eerste winnaar.
      Dr. H. Knippenburg schrijft in „Eigen Volk” over het eierhalen op Paschen als volgt:
      „In sommige plaatsen verzamelden de jongens zich in de school. Zij zijn voorzien van neggeknuppels waarvan zij in de bast grillige figuren hebben gesneden. Bovendien zijn zij toegerust met de noodige boterhammen en pannekoeken voor een langen tocht. De onderwijzer deelt hen in groepen en bij elke groep bevindt zich minstens een die een groote eier- of boterkorf draagt waarin een laagje hooi gelegd is ter conserveering van de breekbare waar op welke verkrijging zij zich spitsen Want de armste zoo goed als de rijkste de pastoor zoo goed als de burgemees ter, meenen zich verplicht iets mee te geven. Bij ieder huis wordt aangeklopt en gezongen:


            Vrouwke Vrouwke, doet uw best
            Haalt de eieren uit het nest
            Van de witte hennen
            God zal ze kennen.
            Van de witt[e] en van de zwart
            Geef van elk henneke wat.


      Bijna overal wordt iets gegeven. Wie geen eieren kunnen verschaffen, steken eenige geldstukken in den langen linnen boerenbuil, die door een van de boerejongens, – aldus Judas betiteld, – wordt voorgehouden. Waar een gift wordt geweigerd, heft de troep verontwaardigd aan:


            Daar si ’n gaatje in de deur
            Daar kykt ’n gerige duivel deur.


      Tegelijkertijd worden deuren en vensterluiken beknuppeld, zoo hardhandig mogelijk en regent het spot- en scheldnamen aan het adres der weigeraars. Winkeliers onthalen hen op allerlei lekkernijen.
      Is de streek afgereisd dan worden de vergaarde eieren en het geld in de school geteld en onder de deelnemers gelijk verdeeld.


Paschen in de steden.


      Kijkt maar eens rond in de chocolade- en suikerwinkels. Overal Paascheieren. De banketbakkerkunst gaat op dit gebied ieder jaar vooruit, want telkens ontdekt men iets nieuws. Er hangen chocolade-bruine, frisch ros-roode, crême-kleurige, gespikkelde, geribbelde getuite en effen eieren. Je ziet eieren met diorama’s, eieren met cirkelvormige openingen, beplakt met gekleurd mica, waarachter men geheele landschappen ontwaart. Eieren als potsierlijke karakterkoppen, liefst van Chineezen. In iedere banketbakkersétalage grijnzen die maskers je tegen. Maar ook parmantig opzittende haasjes met gevulde eierkorfjes op hun rug, ziet men tusschen de eierenstapels.
      Onder de suikereieren zijn ware kunstproducten. En ieder jaar keeren die rood-wit en blauwe netjes met rose en witte eitjes terug, waar we reeds als kind begeerig naar keken.
      Dit alles hangt in het nauwste verband met de oude gebruiken, waarover we reeds een en ander vertelden. Men kan er niet aan ontkomen, in welken rang en stand men is, welke plaats men ook inneemt. Rijk en arm gebruikt een Paascheitje, houdt zich aan het aloude gebruik, dat zich verliest in den nacht der tijden.


Een andere uitlegging.


      We lazen nog een andere uitlegging over dat eiereneten op Paschen, Het is de folklorist Van der Ven, die schrijft, dat het niet zoo onwaarschijnlijk is, dat de eerwaarde broeders van een of andere kloosterorde op het lumineuse denkbeeld waren gekomen, in den zwaren tijd van onthouding gedurende de zeven weken lange vasten voor Paschen hun heil te zoeken bij kippeneieren. De geestelijke broeders, hoeveel zij overigens met hun verdienstelijk werk mogen opgehad hebben, zullen er wel het eerst op bedacht zijn om zich een vergoeding te bezorgen van eieren, inzonderheid op Paschen, daar dan de vasten geëindigd is.
      De geestelijkheid hield aan het einde der vasten een plachtigen „ommegane” door de straten, heel beleefd eieren en wat geld vragend voor de te bakken eierkoeken. Duizenden eieren werden alvorens ze aan bloedverwanten, vrienden en bekenden werden geschonken, in de kerk gewijd. Natuurlijk werd de kalkschaal op alle mogelijke en onmogelijke wijzen versierd en vooral de eieren der gelieven vertoonden soms merkwaardige proeven van teeken- en schilderkunst.


Kinderprent uit het laatst der 18e eeuw, voorstellende een koopvrouw met Paaschbroodboompjes.


Eierenpolitiek.


      Het Paaschei heeft ook nog een politieke rol gespeeld. Wij zullen slechts volstaan te memoreeren hoe Oranjegezinde burgers ter vertolking van hun trouw aan de Oranjevorsten eieren met de zoo geliefde Oranjekleuren beschilderden in tijden, toen die slechts zelden gezien werden en wij hier wat al te veel moesten zuchten onder de dwingelandij van hen, die ons vrijheid, gelijkheid en broederschap beloofd hadden.


Matze, het brood der ellende.


      De matze, het droge brood der ellende.
      Toen het Joodsche volk door zijn grooten leider Mozes uit Egypte, het land der onteerende slavernij, gevoerd was, zwierf het door de barre woestijnen als een wanhopige massa, blootgesteld aan ontbering en gevaren. Maar dat volk behield de hoop, toch eenmaal te komen in het „land van belofte”, „overvloeiende van melk en honig”. Dat oord van geluk en vrede zouden slechts weinigen, na veertig jaren rusteloos zwerven, bereiken.
      Mozes de geweldige organisator en geestdriftige leider, wist den totalen ondergang van zijn duizenden en duizenden volgelingen te voorkomen en hij liet ze kampen en strijden en voerde ze steeds verder weg van de boorden van de Nijl, waar vruchtbaarheid en overvloed was.
      Zijn volgelingen kregen toen platte, droge koeken van ongeglazuurd meel te eten, smakeloos en hard brood, dat echter door al die duizenden liever gegeten werd dan het brood der Egyptische slavernij.
      Dat was het brood der ellende!
      Ook op dezen dag eten de vrome Israëlieten op het Paaschfeest de matze, als een onbewust offer, waarmede zij den heroïken moed huldigen van die voortrekkers, die streden en leden voor hun vrijheid, die duizenden die liever met honger in de maag voorttrokken dan zich voldaan te eten aan het voedsel, dat de Egyptische tyrannen hun toewierpen.
      Matze! Het brood der ellende.
      Zij, die de matze thans nuttigen zouden zij nog wel denken aan de symbolische beteekenis van dit sobere voedsel? Zeker zij niet, die het nuttigen, smakelijk gemaakt met boter en suiker.
      Denken zij aan de wanhoop van die geteisterde Joodsche volksscharen, als de matze tot bal gekneed ronddrijft in een geurend smakelijk bord groentensoep?


Een lekkernij.


      Voor velen is immers ook de matze een lekkernij geworden, waarvan ook de Christen de waarde weet te schatten. Alleen de aartsvaderlijke belijders van dien oer-ouden Joodschen godsdienst, zullen in diepe devotie de matze breken en haar nuttigen, zooals ze is.... Want dat eenvoudig maaksel herinnert den geloovigen Jood aan de dorheid der woestijn, waaronder zijn ras veertig jaren moest lijden, zijnde de tijd, die noodig geacht werd om het Joodsche volk vrij te maken.
      En wordt de matze als zoodanig beschouwd, dan is zij tevens „het brood der vreugde”.
      Paschen! Dit feest wordt als de bezegeling gevoeld van de levensbelofte aan den mensch gegeven, als overwinning van den dood, als een herrijzing uit geestelijke en stoffelijke vernietiging. Het is een feest van vertrouwen en geloof. Geloof, dat het Leven grooter is dan de Dood.
      Paschen! ’t Is niet slechts ’n feest van levenstriomf, maar ook van behouden levensrichting.
      In onze beschaving ligt een streven waar te nemen om het natuurgebondene, dat zich in onze feesten manifesteert, meer naar voren te brengen en een oud-Germaansch zonnefeest te vieren. Ons Paaschfeest is meer dan een zonne- en vuurfeest. Wie de levenstriomf wil vieren, zal het leven moeten kennen in zijn diepst innerlijke en zijn geestelijke richting. Dit zal blijvende verheven blijdschap en tegelijk een vrede verschaffen, waarin alle lijden en alle smarten zijn opgelost.


De Eierdans. (Pieter Aerts, Rijks-Museum.)