Leydse Courant/1825/Nummer 109/Stoom en stoom-vaartuigen
‘Stoom en stoom-vaartuigen’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Leydsche Courant, maandag 12 september 1825, [p. 3-4]. Publiek domein. |
STOOM
EN
STOOM-VAARTUIGEN.
Reeds in het Jaar 1663 is een werk in het licht gekomen, getiteld Centuriae inventionum of honderdtallen nieuwe uitvindingen, geschreven door den Markies van Worchester, bevattende onderscheiden ontwerpen, onder welke men het denkbeeld vond van een werktuig om het water te verheffen door de kracht van het vuur, en om het water in stoom te veranderen, ten einde op die wijze groote hoeveelheden koud water uit te perssen. In 1686 gaf Papin een boek uit, hetwelk ten onderwerp had: eene nieuwe manier om het water in de hoogte te drijven door middel van het vuur: Leibnitz had ook hetzelfde ontwerp in zijne gedachte, en Amontons, een beroemd Natuurkundige in Frankrijk, beproefde mede alle middelen om het water door het vuur in de hoogte te brengen. Maar Saveri in Engeland, na onderscheidene proeven genomen te hebben, dacht eene zeer vernuftige vuurmachine uit, die alle zijne ontwerpen moest verwezenlijken. Desaguliers beweerde, dat Saveri gebruik gemaakt had van het boek van den Markies van Worchester, en dat hij, om te kunnen verborgen houden hoe veel hij aan dezen Schrijver verschuldigd was, hem alle de exemplaren van dat boek afgekocht en in tegenwoordigheid van eenen zijner vrienden verbrand had. Saveri wilde dit niet toestemmen: allereerst ontkende hij de daadzaak; ten andere beweert hij, dat hij het beginsel zijner vuurmachine geheel zelf uitgevonden heeft. Zie hier hoe hij zegt daar toe gekomen te zijn:
Op zekeren dag bij een’ gaarkok zijnde, en eene flesch wijn gedronken hebbende, stelde hij, zonder erg de ledige flesch op het vuur, ten einde plaats te maken voor een bekken vol water, hetwelk men hem gebragt had om de handen te wasschen. Eenige oogenblikken later bemerkte hij, dat de wijn, dien hij op den bodem der flesch gelaten had, warm geworden zijnde, zich in stoom of dampen veranderd had, welke de geheele holte der flesch vervulden. Hij nam toen de flesch bij den hals, en dompelde dezelve in het bekken, oogenblikkelijk klom het water in de flesch, en daaruit leerde hij de kracht van het vuur kennen om het water te doen klimmen.
Desaguliers wilde niet toegeven dat Saveri deze proef genomen had. Hij heeft die zelf herhaald, en bevonden, dat het water met zoo veel snelheid in de flesch opklom, dat zij met geweld in zijne hand in stukken sprong: welk gevolg, hij zegt, dat ook aan Saveri had moeten gebeuren. Desaguliers was een zoo bekwaam en kundig man, dat men bijna niet mag twijfelen, aan hetgene hij verzekert; met dat al schijnt het, dat het gelijk hier niet aan zijne zijde was. De flesch barstte niet in de hand van Saveri, om reden dat zij niet warm gemaakt was om het water met een geweld te doen klimmen genoegzaam om dezelve te doen springen. De reden dat dit gebeurde in de hand van Desaguliers is, om dat de flesch ongemeen warm was, zoo zeer dat hij genoodzaakt was om zich van eenen dikken handschoen te voorzien, wilde hij zich bij het omvatten van den hals dier flesch niet branden; eene voorzorg, welke Saveri niet nam. Maar ook behalve dat, die proefneming bewijst niet datgene, wat men daaruit heeft willen afleiden. Elk een weet, dat de drukking van den dampkring het water doet rijzen in elk vat, waarvan de binnenlucht meer uitgezet is dan de buitenlucht; en dat deze opklimming des te vaardiger is naar mate deze uitzetting grooter is. Ook maakte Saveri nog vele andere proeven om zijne vuurmachine te kunnen daarstellen, en het was niet dan na vele mislukte en herhaalde pogingen, dat hij het eindelijk zoo ver bragt om er eene te vervaardigen van grooten omvang en aanvankelijk zeer moeizame bewerking. Deze poging bleef niet vruchteloos; men begreep in Engeland al ras hare waarde, en de uitkomst in onze leeftijd heeft geleerd hoe veel partij er van den stoom in veelzijdige opzigten te trekken is. Om de kosten te sparen, vond Pòrtner eene meer vereenvoudigde machine uit, die 24,000 emmeren water in 24 uren tijds ophaalde, en die met zoo veel krachts en snelheid voortging, dat zij het werk van honderd paarden verrigtte.
Deze behooren zeker onder de aanmerkelijkste werktuigkundige uitvindingen, die immer door het menschelijk vernuft zijn uitgedacht en waarvan men in onze dagen de toepassing op de scheepvaart niet zoo veel vrucht ziet bewerkstelligen, dat men zijne oogen voor de baarblijkelijkheid zoude moeten sluiten indien men den belangrijken invloed wilde miskennen welke de stoom als middel om de scheepvaart niet alleen te bespoedigen, maar om zoo te spreken, dezelve te herscheppen, ontwijfelbaar hebben moet. Hoe groot was niet de verbaasdheid toen de beroemde Genueesche Zeevoogd Andreas Doria, die onder de regering van François den Eersten Koning van Frankrijk, over de Galeijen het
[ 4 ]bevel voerde, allereerst, onder de nieuweren althans, de ontdekking deed, dat men met eenen bijkans volkomen tegenwind de Zee kon bevaren en echter weg vorderen. Door de voorsteven van het schip naar eene windstreek te rigten, welke nabij was aan die, welke den tegenwind van het schip uitmaakte, zeilde hij vele schepen voorbij die achterwaarts gingen in plaats van voorwaarts te gaan. Doria kende de wetenschappelijke reden welligt niet van dit voordeel, hetwelk een toeval en misschien ook zijne proefondervindelijke kennis deze beweging van het schip hem had doen ontdekken. Men vond toen echter lieden, die deze toepassing der verkregene kennis op de dadelijk voorkomende gevallen, aan tooverkracht en gemeenschap met den duivel toeschreven. Gelukkiger wijze zoude zulk eene aantijging in onze dagen, door enkel bespotting beantwoord wprden, maar aan de lust ontbreekt het sommigen niet, die alle nieuwe uitvindingen niet een nijdig oog beschouwen, om de stoom-vaartuigen met vloek en verfoeijing te beladen. Intusschen zoude het zeker te wenschen zijn dat de allernieuwste proefneming, waarvan de Engelsche en Amerikaansche publieke papieren gewag maken, met gelukkigen uitslag bekroond werd om aan de vaartuigen zonder het middel van vuur eene even snelle beweging te geven als de stoom hen mededeelt, en dat zulks niet als eene onmogelijkheid te beschouwen is, bewijst de opmerkenswaardige wenk welke de beroemde Pacal reeds in het midden der zeventiende eeuw te dezen opzigte gegeven heeft in eene verhandeling over het evenwigt der vochten, gebouwd op een beginſel van werktuigkunde, ontleend uit het leerbegrip van den vermaarden Toricelli. Dit beginsel is: dat ongelijke gewigten, welke zich in evenwigt bevinden in werktuigen zoodanig geschikt zijn door het zamenstel dezer werktuigen, dat hun gemeen middelpunt van zwaarte nimmer zoude kunnen nederdalen, hoedanig ook de stelling of plaatsing mogt zijn welke zij nemen.
Daaruit trekt hij dit besluit, dat een schip, vol water zijnde, indien hetzelve openingen heeft en krachten bij deze openingen, welke aan dezelve geëvenredigd zijn, die krachten zich alsdan in evenwigt zullen bevinden, dit is de grondslag en de reden van het evenwigt der vochten. Weshalve wanneer een vat vol van water, aan alle zijde gesloten, twee openingen heeft, de eene honderdmaal de andere overtreffende, en wanneer men in elke een zuiger plaatst, welke juist op die openingen past, hetzelve alsdan de kracht van honderd menschen evenaren zal, die den anderen zuiger in beweging zullen brengen, welke hondermaal breeder is, want het water wordt dan gelijkelijk geperst onder de beide zuigers; indien toch de een honderd maal meer gewigt heeft dan de andere, zoo heeft hij ook honderd deelen waters meer te verplaatsen, zoo dat de wederstand evenredig is aan de groote der zuigers, die zelve weder evenredig zijn aan de openingen. Deze waarheden dienden om te betoogen, dat de vochten wegen volgens hunne hoogte. Het was na dit alles gemakkelijk regelen te geven, aangaande den stand der ligchamen in het water en om eene juiste theorie der waterweegkunde daar te stellen. Pascal deed dit in Frankrijk, en werd in zekeren zin geholpen in zijne bedoelingen om de hydraulica te volmaken door Guglielmini, geboren te Bologna 27 September 1655, en stelde als beginsel vast: dat de tegenstand van een ligchaam, hetwelk zich in het water in de rigting zijner spil beweegt, gelijk is aan den cylinder van water, hetwelk tot voetstuk zoude hebben die van het water, en tot hoogte die, welke nodig zoude zijn voor het water om de snelheid te verkrijgen, waarmede het water tegen het ligchaam aanbotst. Het is uit deze kiem, dat naar het oordeel van beroemde Werktuigkundigen, eene nieuwe wijziging in den bouw der vaartuigen zoude kunnen ontstaan, die het vuur door min gevaarvolle bewegingsmiddelen zoude kunnen doen vervangen.