132
XVIII.
De Steenenbrug of Maria Theresia Brug.
Een der fraaiste en meest karakteristieke gedeelten van Roermond is de Werf, thans door het kappen der boomen zeer ontsierd, met de brug over de Roer. De groote weg van de hoofdstad van het Overkwartier met de meer zuidelijk gelegen streken en handelshoofdplaatsen liep anders dan tegenwoordig. De spoorwegen hebben in onzen tijd alles veranderd, zoodat zelfs de in de 19de eeuw aangelegde groote wegen als verlaten waren, tot het automobielverkeer daarop weer leven en beweging bracht.
Oudtijds liep de groote verkeersweg van het Zuiden komende, over de bruggen en door de hoornwerken vóór de stad, door de straat langs het antieke, thans afgebroken kapelletje van St. Jacob over de Roer door de Brugstraat de stad in. De wegen waren in slechten toestand, grint en klinkerwegen bestonden hier niet. Er waren maten aangegeven hoe breed de post en heerbanen moesten zijn; men hield schouw en toezicht op het onderhoud, maar overal vond men diepe sporen gaten en kuilen. Kar, wagen en karos waren extra zwaar gebouwd, evenals de reiswagens; het waren kunststukken van hechten wagenbouw, en constructie. Want vêeren breken, assen stukrijden, disselboomen verwringen, dat waren zaken, die bij het vierspan, dat met geweld door de hindernissen rennen moest, aan de orde van den dag. De vrachten van de eene stad naar de andere gingen per as of per schip. De groote wegen waren dus druk, terwijl de scheepvaart als noodzakelijk verbindingsmiddel ook bloeide.
Het georganiseerde gildewezen was in de stad bezitter van den warenhandel en beheerschte daardoor ook voor een deel de omliggende streek, wat ook weer bijdroeg tot de verkeersdrukte in de stad.
[plaat 1] [Afbeelding: Willy van Schoonhoven van Beurden. Gezicht op de Stenen Brug en de Sint-Christoffelkathedraal in 1771. Tekening.] [133]
De brug over de Roer moest dus, als liggende in den grooten weg, in goeden stand gehouden worden.
De brug was oudtijds van baksteen en gedeeltelijk van hout, maar de kronkelende Roer heeft, wanneer hare wateren zwellen, eene reuzenkracht.
Reeds in 1726 bakte men vanwege de stad 2 ovens steenen van 12 monden ieder, voor de constructie van een steenen brug, terwijl men in de doorbraak een houten brug legde. In het jaar 1755 moest ze weer onderzocht worden door Tilman Keerens, bouwmeester der stad Maastricht, die daarvoor honderd gulden ontving. Toen bleek het dat de pavée boven den boog „wesende den tweede, als men de stad inkomt,” ingezonken was, In Januari 1764 was de toestand der brug desolaat. Vernieuwing was dringend noodig.
De Rijksregeering zorgde echter voor de vernieuwing. In hechten arduinsteen, vierbogig, werd ze in sierlijken vorm opgetrokken. Men ontzag moeite, noch kosten.
Plechtig werd op 17 Juni 1771 de eerste steen gelegd dezer nieuwe „Steenen brug” of Maria Theresia brug. Er werd een gedenksteen geplaatst 11 duim in ’t vierkant met deze inscriptie: „Neoconditus”; deze ligt in het midden van den laatsten der drie pilaren aan de overzij, zegt de chroniek
Undarum vi calendis January anno MDCCLXIV dejectus,
firmiore opere restitutus anno MDCCLXXI Belgium
pro Maria Theresia, Romanorum imperatrice Geldriae
duce, moderante Carolo Lotharingiae et Bavariae duce.
Nog vormt de Maria Theresiabrug één der eigenaardigheden der stad. Onbezweken trotseert zij met haar arduinen bogen ijsgang en watervloed.
Verscheidene steenen aan de Zuidzijde ingemetseld, toonen door hun jaaropschriften, dat de natuur en het water te vergeefs hunne krachten beproefd hebben op dit monument.
De brug geeft nog steeds een bijzonder karakter en eene stemmige bekoorlijkheid aan dit stadsgedeelte.
|