Limburger Koerier/Jaargang 47/Nummer 212/Schimmert, 19 Dec.
‘Schimmert, 19 Dec.’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Limburger Koerier, dinsdag 20 december 1892, [p. 3]. Publiek domein. |
[ 3 ]SCHIMMERT, 19 Dec. Wat mag die van plan zijn geweest?
Evenals op tal van andere plaatsen, zijn we ook te Schimmert behept met mond- en klauwzeer en..... militairen. Het is zoo wat bijna 4 weken geleden, dat een detachement soldaten ons vreedzaam dorp betrad, ter bewaking van de door mond- en klauwzeer besmette stallen. Bij aankomst werd den commdt., den sergeant V., door den Heer Burgemeester, met het oog op de inkwartiering, gevraagd, of er ook onder het detachement soldaten manschappen waren, die een anderen godsdienst beleden dan den R. K. Het antwoord van den sergeant luidde: We zijn allen Roomsch. Toch was dit niet zoo. Eén en nog wel de commandant zelf was het niet. Hij gaf zich echter voor zoodanig uit, paternosterde elken avond behoorlijk in zijn kosthuis mee, sloeg voor en na het eten een kruis, bezocht ’s Zondags de H. Mis, was ook daar druk in de weer met zijn rozenkrans, liet vertellen, dat hij twee broers had, die in een onbestaanbre plaats kapelaan waren, en zou naar alle waarschijnlijkheid 25 Dec. als goed katholiek zijn Kerkfeest gehouden hebben, ware het niet, dat er wat van ’s mans huichelarij uitgelekt was. Onze sergeant was n. l. een..... jood.
Hadde hij zich van den beginne als zoodanig voorgedaan, men zou hem niet minder geacht hebben dan nu: Men is op dit punt in Limburg nog al verdraagzaam. Hij zou zich de onaangenaamheid bespaard hebben, dat van zijne handelwijze officieel kennis aan zijn corpscommandant gegeven werd, en hij zou niet, zooals nu onmiddellijk ter verantwoording naar ’s-Hertogenbosch geroepen zijn.
– Dezer dagen bevond zich zekere S. in zijn tuin. Hij hoorde buurmans hond in een nabijgelegen weide blaffen en vernam kort daarna het geschreeuw van een haas. Hij spoedt er zich henen, ontneemt „Lady“ den haas, geeft dien nog een flinken knauw, stopt het schijnbaar doode dier onder zijn jas, en op een drafje gaat het nu huiswaarts. Onder den uitroep: „hier heb ik je wat heerlijks meegebracht, werpt hij zijn zuster den haas toe. Het schijnbaar doode dier springt echter plotseling op, ontvlucht tusschen de voeten der zuster door, die van schrik op de tafel klimt, werpt niet eens meer een blik op den niet minder verbaasden broeder, en is met een enkelen sprong de deur uit en.... de wijde wereld in.