Naar inhoud springen

Limburger Koerier/Jaargang 47/Nummer 213/De Paus en de Vrijmetselarij

Uit Wikisource
‘De Paus en de Vrijmetselarij’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Limburger Koerier, donderdag 22 december 1892, [p. 1]. Publiek domein.
[ 1 ]

De Paus en de Vrijmetselarij.




Met buitengewonen nadruk herhaalt Leo XIII in zjine beide jongste encyclieken, de waarschuwingen, welke Hij reeds bij vroegere gelegenheden tegen de maçonnerie deed hooren. Oppermachtig geworden in het rijk van koning Umberto, heeft de sekte door hare anti-clericale politiek der natie een juk opgelegd, dat verpletterend zwaar drukt op het geheele volk. In andere landen, zegt een Romeinsch blad, is de vrijmetselarij een macht, in Italië echter is zij de macht. Alles moet voor haar zwichten: de regeering, het Parlement, de hooge staatscolleges. Het is van algemeene bekendheid, dat de grootmeester van de Italiaansche maçonnerie, Adriano Lemmi, een eerste viool speelt in het Staatsbestuur en met de ministers verkeert op een voet, als waren zij zijn gewillige dienaren. Hij, die den moed heeft zich tegen den invloed der maçons te verzetten, kan er zeker van zijn overal te worden tegengewerkt en teruggedrongen. Ook het Hof schijnt den druk der Loge te gevoelen en volgens een bericht aan een liberaal Parijsch blad, de „Temps,“ zou de verschijning der beide encyclieken met welgevallen door den koning en zijne omgeving zijn begroet, omdat het maçonnieke juk hun ondraaglijk begint te worden.

Ongetwijfeld zullen de krachtige vermaningen van den H. Vader weerklank vinden bij het volk. De feiten toch bevestigen de woorden der encycliek. Leo XIII spreekt uit, wat reeds lang door velen moet worden gevoeld. Italië neigt geestelijk en materiëel ten ondergang en waar het vaststaat, dat de maçonnerie de regeering beheerscht, is de schuldige zeer duidelijk aangewezen. Strijd tegen den Paus is het groote doel, dat wordt nagestreefd. Kan men het Pausdom ten onder brengen, dan is het ideaal bereikt en vandaar die politiek, die buitenlandsche en binnenlandsche politiek, wier voornaamste, men zou kunnen zeggen, wier eenige drijfveer, de vijandschap jegens het Vaticaan is. Heeft niet Br.˙. Crispi, de intimus van Br.˙. Lemmi, openlijk erkend, dat Italië slechts tot de triple-alliantie was toegetreden, om den Paus te isoleeren en afbreuk te doen....?

En men weet, welke ontzaglijke offers de triple-alliantie van Italië vergt, hoe de uitgaven van oorlog en marine met honderden millioenen ’s jaars zijn aangegroeid, hoe de belastingen, ondanks het zoogenaamde „verwereldlijken“ van kerkelijke bezittingen, tot een ondraaglijke hoogte zijn gestegen, hoe de malaise zich overal intenser doet gevoelen en het land wordt bedreigd door een financiëele catastrophe?

Aan de vruchten kent men den boom. Sinds meer dan twintig jaren heeft Italië een maçonnieke regeering en een Parlement, dat voor een groot gedeelte uit vrijmetselaars bestaat. Sinds meer dan twintig jaren is Rome het centrum geweest van de woelingen der sekte, is de stad des Pausen het brandpunt geworden der revolutionnaire agitatie[.] De vrijmetselarij heeft volop gelegenheid gehad te toonen, wat zij vermag, te toonen van welke soort de weldaden zijn, waarmede zij het volk kan vergiftigen. Namelooze ellende is gebracht over het schoone en vruchtbare land. Zoo ergens, dan doet in Italië de sociale crisis zich in haar volle scherpte gevoelen. Nergens zijn de belastingen drukkender, nergens de faillissementen in den laatsten tijd talrijker. Hongeroproeren zijn niet zeldzaam meer en in groote drommen verlaat de arme bevolking het land, om te trachten elders het brood te zoeken, dat het vaderland niet meer geven kan. En naast deze materieele ellende, neemt ook de geestelijke nood toe, wordt het heirleger der misdaad steeds grooter en dreigen anarchistische aanslagen in de zeden door te dringen.

Is het wonder dat tegenover dit alles de Paus vol verontwaardiging en als ’t ware in vlammend schrift de bevolking ten strijde oproept tegen een genootschap, dat aan dezen treurigen toestand zooveel schuld heeft?

De vijanden der Kerk en de kortzichtigen zullen wellicht de vurige taal van den Opperherder critiseeren; doch zij, die het wèl meenen met het volk kunnen niet anders dan juichen over de kloekheid, waarmede een sekte wordt aangevallen, die de belangen der massa’s opoffert aan haar afkeer van Christus en zijn Kerk!

C.