Limburger Koerier/Jaargang 47/Nummer 214-215/Uit Duitschland (2)

Uit Wikisource
‘Uit Duitschland’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Limburger Koerier, zaterdag 24 december 1892, tweede blad, [p. 1]. Publiek domein.

[ tweede blad, 1 ]Uit Duitschland. – Oettingen in Zwaben weigeren de landbouwers hun akkers te bewerken. Zij eischen, dat de soldaten dat zullen doen. Bij de laatste legeroefening zijn er namelijk verscheidene bommen in den grond gslagen en de boertjes zijn bang, dat die gevaarlijke dingen ontploffen zullen.

– De gevangenis voor zware misdadigers te Plötzensee ontving in den nacht van Zondag op Maandag jl. een onverwacht bezoeker. Een misdadiger, die eenigen tijd in vrijheid was gesteld, was over den muur van de gevangenis geklommen en weder naar de cel gegaan, die hij vroeger bewoond had. Men heeft den man, die zulk een gehechtheid aan zijn vroeger verblijf toonde, maar laten zitten.

– In Duitschland is tegen een vrouw een vervolging ingesteld wegens overtreding der . . . . „jachtwet!“ En dit proces is eerst onlangs geëindigd door de uitspraak van het hoogste gerechtshof. De vrouw had, door een bosch loopende, de overblijfselen gevonden van een hert, een gedeelte namelijk van het geraamte, ruggegraat en kop. Zij sloeg het gewei af, en nam het mee naar huis – maar kreeg weldra een dagvaarding wegens ongeoorloofde uitoefening van de jacht. De kantonrechter sprak haar echter vrij, op grond dat een bijna geheel vergaan hert niet meer als „wild“ was te beschouwen. Het openbaar ministerie hield echter vol, maar het rijksgerechtshof te Leipzig bekrachtigde het eerste vonnis. In het arrest werd uitgemaakt, dat „het begrip van een jaagbaar dier niet meer aanwezig is, wanneer de ontbinding zoo ver is gevorderd, dat het lijk niet meer als wild kan beschouwd worden, en daarbij doet het er niet toe of nog enkele deelen, die niet spoedig vergaan, al dan niet nog voorhanden zijn.

– – –