Naar inhoud springen

Limburger Koerier/Jaargang 47/Nummer 214-215/Uit de Kamer

Uit Wikisource
‘Uit de Kamer, Parijs, 23 Dec.’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Limburger Koerier, zaterdag 24 december 1892, tweede blad, [p. 3]. Publiek domein.
[ tweede blad, 3 ]

Uit de Kamer.

PARIJS, 23 Dec. Floquet, die, naar het heet, zeer ontmoedigd is en uit ’t politieke leven wil terugtreden, opent als president de zitting. Millevoye verklaart de regeering te willen interpelleeren over het deel, dat zij en de kamer gehad hebben aan den toestand, die thans door de bekentenissen van twee vroegere minister-presidenten geschapen is. (Na deze woorden verzoekt Floquet den onder-voorzitter Peytral het voorzitterschap over te nemen.) Millevoye vervolgt: Uit de verklaringen van Floquet voor de enquête-commissie volgt, dat de regeering zich het recht toekent, om politieke redenen invloed uit te oefenen op de verdeeling der gelden van een handelmaatschappij.

Hij vraagt daarom, of de tegenwoordige minister-president die theorie ook aanneemt. Het land gelooft niet aan den val der republiek, maar aan hare wederoprichting. De regeering der republiek mag toch niet tot de hare maken de beruchte leus: Zaken doen is anderen geld afnemen. (Toejuichingen rechts. Beweweging.) Floquet verklaart, niet vermoed te hebben, dat hij zich, na 40 jaren eerlijk leven dat door niemand verdacht werd, in onteerende beschuldigingen betrokken zou zien. Eene regeering, die de bewaring der algemeene zekerheid tot haar taak heeft, kan onmogelijk, zonder haar invloed te doen gelden, toezien, als geldsommen, die grooter zijn dan hare geheime fondsen, openlijk aan de pers ten bate komen.

Naar deze overweging heeft ook zijne regeering gehandeld. Hij verwacht geen medelijden van de regeering, want het is slechts de plicht der regeering geweest, in de moeilijke tijdsomstandigheden de verdeeling der millioenen te bewaken. – Graaf Bernis (rechterzijde) zegt, dat hem de verdediging van Floquet niet bevredigen kan. Als in een beschaafd land zoo ongehoorde schelmstukken gepleegd worden dan is het toch niet zaak der regeering, het jagersrecht te doen gelden bij de verdeeling van den buit, doch het is haar plicht, zulken publieken diefstal te beletten. Ook staat hij verbaasd daarover dat de ministers van gisteren nog de onbeschaamdheid hebben in de kamer ’t woord te voeren. (Spreker wordt wegens deze toespeling op Rouvier en Roche tot de orde geroepen.)

Rouvier verklaart nogmaals gelijk hij Dinsdag deed, hoe hij zich in den geldnood tot vrienden gewend had, om de geheime fondsen te vermeerderen. Vlasto had hem 100,000 fr. gegeven, die hij later uit de geheime fondsen terugkreeg. Dat was niet onwettig. Dezelfde vriend leende hem later nog fr. 500,000, die Reinach hem terugbetaalde, zonder dat de regeering wist, dat het geld van de Panama-maatschappij kwam. Hij had zich niets te verwijten. Hij had zijn plicht gedaan in opgewonden tijden, toen hij dagelijks doodsbedreigingen ontving.

Millevoye wenscht de behandeling zijner interpellatie in andere richting te sturen. De Kamer staat voor de ontbinding en haar treft het publieke wantrouwen. (Spreker wordt tot de orde geroepen). Wat hij verlangt te weten is, of de tegenwoordige minister-president de theorieën, zooeven door twee zijner voorgangers verkondigd, ook aankleeft.

De minister-president Ribot verklaart, dat het doel van Millevoye is, de parlementaire regeering den oorlog te verklaren; daar hij vreest, de justitie haar werk te zien doen, zoekt hij dagelijks schandaal te verwekken.

Het land is rustig, het wil rechtschapenheid in de politiek, doch geen aanval tegen de republiek. Het gerecht heeft thans zijn beslissing te nemen en de kamer moet zijn vonnis afwachten. De kamer kan zich overtuigen, hoe de ’t onderzoek en de vervolging worden voortgezet. De justitie doet haar werk, doch men eischt meer (onderbrekingen rechts) men wil boven en over de regeering een rechtbank stellen. Zij zal zich echter noch storen noch influenceeren laten, zij zal deze campagne, over wier karakter niemand in het onzekere verkeert, zonder te republiek te verraden, weten te bewaken. (Bijval links. Deroulède roept: Weg met het parlementair regime. Hij wordt tot de orde geroepen.)

Na repliek van Millivoye wordt voorgesteld het debat te sluiten, doch met 247 tegen 233 stemmen verworpen. Ten slotte wordt een voorstel Hubbard, waarin de verklaringen der regeering als bevredigend aangenomen en vertrouwen in haar vastheid wordt uitgesproken, aangenomen met 355 tegen 91 stemmen.