De Limburgsche Volksgebruiken.
Een onzer beste folkloristen heeft er een filmwerk van gemaakt. Het zal vertoond worden te Maastricht. De wetenschappelijke waarde van deze oude gewoonten.
Ieder ontwikkeld Nederlander kent den naam van dhr. D. J. van der Ven te Oosterbeek, den schrijver van zoovele boeken en tijdschriftartikelen over de eigenaardige gewoonten en volksgebruiken in ons land, den bestudeerden man die er het folkloristisch belang zoo diep van voelt, die met camera en notitie-boek steeds op uit is om nieuwe gegevens vast te leggen. Niet enkel heel Nederland reisde deze bekende organisator van den grooten Nationalen Volkskundedag te Arnhem af voor zijn doel, — tot in Pruisen, Denemarken, België, Frankrijk, strekt hij zijn onderzoekings- en studiereizen uit.
Het jongste werk, dat hij heeft tot stand gebracht, is een film – alzoo een weergave in de volle beweging – van „Neerlands” volksleven in den zomer. Het is een groote film, waarvan het reuzenaandeel is geleverd door Limburg, omdat hier nog zooveel oude gebruiken en gewoonten voortleven.
De eerste afdeeling loopt over de Pinkstergebruiken, en daarin heeft dhr. v. d. Ven ook een plaats ingeruimd aan de vreemde en potsierlijke reuzenpoppen, die in onze goede stad VENLO al dansende hun joligen omgang houden.
Over deze indrukwekkende reuzenfiguren, Valuas en syne Huisvrou geheeton, die respectievelijk 4.9O en 4.80 M. hoog zijn, zeide hij ons ,heb ik ’t laatste woord nog niet geschreven, want ik acht ze te behooren tot de allermerkwaardigste folkloristische verschijningen binnen onze grenzen. Dat Valuas en syn Huisvrouw steeds eigendom zijn geweest van het akkermansgilde, dat in de vage geschiedkundige berichten en legenden steeds vermeld wordt, hoe Valuas meer een overste was der Venlosche door hem vruchtbaar gemaakte velden, dan een veldoverste der Bructeren, hoe hij bosschen uitroeide, moerassen dempte en ergens in Duitschland zijn naam verbonden zag aan een heilige Valuashegge, zijn met talloos vele andere aanduidingen waard in onderling verband ernstig te worden onderzocht. Ook hun vereering door de Venlonaren, eerst in afgodsbeelden op den Lichtenberg, later in het omdragen als reuzen in de processie, het optreden van den H. Plechhelmus tegen de eersten, van de Roermondsche bisschoppen Angelus d’Ognies en De Robiano tegen de laatsten, getuigt er voor, dat legendarische historische figuren in de plaats zijn getreden van voorchristelijke animistische idolen.
Het oude akkerliedengilde leidde een kwijnend bestaan, doch dank zij het energieke optreden van Mr. Berger als burgemeester der gemeente Venlo, is sedert eenige maanden een nieuwe periode van bloei ingeluid, beginnende met de opname voor dezen zomerfilm. Conferenties hebben ten stadhuize plaats gehad met de voormannen van het gilde, een niet onaanzienlijke gemeentelijke subsidie werd toegezegd voor het maken van een nieuwe schietstang en het aanschaffen van geweren en zoo werd met steun van hoogerhand een ingrijpende reorganisatie tot stand gebracht, waarbij echter met piëteit ook aan de reuzen werd gedacht.
En deze hebben daarvoor het eerst hun dankbaarheid getoond op Zaterdagmiddag 21 Juni j.l. Tot vreugde van heel Venlo trokken zij reuzenlenig dansend op de echte Venlosche reuzenwals weer in vollen luister op naar het marktplein, waar zij hun gracieuse opwachting wenschten te maken bij de edelachtbare magistraat.
Van het raadhuisbordes hebben Burgemeester, Wethouders en Gemeenteraadsleden de hulde der beide oudste ingezetenen van Venlo in ontvangst genomen. Deze voelden zich wonderblij en levenslustig, huppelden en zwierden dat het een aard had, maakte hun schoonste reuzen-révérence en gaven elkaar naar echt Venlosche traditie tenslotte waarempel zoo maar op de Groote Markt een „kusmoel”. Het ontstuimige gelach, de onbedaarlijke vroolijkheid, die hun potsierlijk gedoe veroorzaakte, het spontaan met de fanfare meezingen van het Venlosche reuzenlied: „O Suzanna, wat zijt ge toch schoon, ik trek met u de wereld rond en stel u dan ton toon” ...... de honderden toegeschoten kijkers, die de straten rond het door de politie geheel afgezette Marktplein vulden, ze bewezen mij, dat de Venlonaren van onzen tijd zich nog even uitbundig vermaken kunnen met het kijken naar hun dansende renzen, als hun voorouders dat deden. En waar hun verschijning in den grooten folkloristischen optocht van 4 September 1919 te Arnhem hetzelfde bewees voor duizenden en duizenden uit alle oorden des lands bijeengestroomde moderne Nederlanders, daar dienen wij dit als een aanmoediging te beschouwen om vooral het humoristische element in onze volkseigen vermaken tot heil van de volksziel hoog te houden.
De vroolijke tronies der beide reuzen glommen van pleizier, dat ze weer eens naar buiten mochten komen en dat er ook in hun zoo saai geworden reuzenbestaan een nieuwe tijd aanbrak, waarin zij zich meer aan hun geliefde Venlonaren zouden vertoonen, telkens in hun verschijning er aan herinnerend, dat Venlo de eenige Nederlandsche stad is, die haar fundateurs als reuzen vereert.
Maar dat die historisch gedachte reuzenfiguren meer folkloristische dan geschiedverschijningen zijn, zullen de meeste Venlonaren niet vermoed hebben. Moge dan het comische slottafereel van deze eerste acte ook hen de overtuiging schenken, dat zij evenals de Zaandammers in hun Looielak, de Deventernaren in hun Pinksterkroon, de Twentenaren in Het Pinksterbruidspaar en in Jaan en Greet, in hun populaire Valuas en syne huisvrouw personificaties zien optreden, die meer dan oppervlakkige verwantschap met elkaar bezitten.
In hoeverre die verwantschap gaat, valt alleen uit te maken door een ernstige beoefening van de wetenschap der Nederlandsche folklore, een nog totaal onbewerkt nationaal arbeidsveld. Moge dan de zomerfilm in het daarin vastgelegde en losjes aaneengereide vaderlandsdhe folklore-materiaal mede een aanleiding worden om in deze hier aangegeven richting ernstige geschiedkundige onderzoekingen te doen, die ons nader zullen kunnen brengen tot een beter verstaan van de Nederlandsche volkspsyche.
|