Naar inhoud springen

Limburger Koerier/Jaargang 79/Nummer 25/Uit Midden Limburg

Uit Wikisource
Uit Midden Limburg
Auteur(s) Gerh.[ard] Kr.[ekelberg]
Datum Woensdag 30 januari 1924
Titel Uit Midden Limburg. Bijdragen tot de geschiedenis van Vlodrop en omgeving. IX.
Krant Limburger Koerier
Jg, nr 79, 25
Editie, pg [Dag], 4
Opmerkingen Joannes Kronenburg als Kronenburg, Paul Alberdingk Thijm als Alberdingk Thym
Brontaal Nederlands
Bron kranten.delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Uit Midden Limburg.

BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS VAN VLODROP EN OMGEVING.

IX.

      Vooraleer wij nu voortgaan met te onderzoeken welke heeren het staatkundig en burgerijk beheer over deze streken voerden in de periode, waarin we thans zijn beland, n.l. de Frankische heerschappij, moeten we eens nagaan, hoe het toendertijd met het christendom hier gesteld was.
      In de jaren tusschen 400—800 na Chr. hadden verschillende burchtheeren in deze buurten, zooals de von Schlikans te Birgelen, de von Vlodrops op de burcht Vlodrop successievelijk e. m. a. van Effelt, Heinsberg en omgeving den heidenschen afgodendienst afgezworen. De onvermoeide pogingen en de voortdurende predikaties van eenige apostelen hadden bij genoemde ongeloovigen het licht doen zegevieren over de duisternis. Het duurde dan ook niet lang meer, of het grootste deel der heidensche slotheeren waren tot het christendom overgegaan, alhoewel volgens Hinemar’s Annalen de streekbewoners om Vlodrop, o.a ook Rolph en Hermold van Vlodrop’s burcht aanvankelijk zeer hardnekkig aan hun paganisme gehecht bleven.
      Vooral St. Lambertus, de merkwaardige kerkprelaat onder de Maastrichtsche bisschoppen, beeft blijk gegeven van een onvermoeid en onversaagd christen-apostel. Hij ondernam zijnen dooparbeid naar alle richtingen. Van uit Maastricht zette hij koers over Coriovallum (Heerlen) naar Juliacum (Jülich), om vandaar weer langs de oevers der Roer voorbij Orsbeck, Ophoven, Wassenberg, Vlodrop, Herkenbosch de route te volgen, die over de Maas naar het oude gebied der Ambivaricten en Tascanders leidde.
      Laten we eene enkele zinsnede tot bewijs nemen uit de brochure van Weisweiler, notaris te Wassenberg: „dein Wasser des Brünnchens („Bireler Pützchen” bij Birgelen ten N.-O. van Vlodrop) unter der Kapelle wird heilkräftige Wirkung für die Augen zugeschrieben. Im innern hängt manche dankbare Widmung. Hier ist eine ehrwürdige Stäte. Der Christen-Apostel der Gegend, der heilige Lambertus, hat jene erste christliche Kirche der ganzen Gegend auf den Hügel eingerichtet, das Brüunlein zum Taufbecken benutzt” enz.
      Maar ook de H.H. Willebrordus, Plechelmus, Otgerus en Wiro schijnen in deze streken successievelijk hunne schoone roeping te hebben vervuld in het begin der 8e eeuw. Want de geschiedenis maakt toch officieel bekend, dat de voornoemde geloofspredikers te Susteren, Echt Odillënberg enz. een tijdlang hebben verbleven en gewoond; en dan is ’t toch niet aan te nemen dat deze afgezanten des Heeren, die de taak op zich hadden genomen, wijd en zijl, in alle bereikbare richtingen het heidendom te gaan uitroeien, niet in deze omgeving, als zijnde de eerste nabuur-schap, hunne pogingen tot plaatsing van de kruisbanier zouden aangewend hebben.
      Immers ook de schrijver Franz Mayer zegt het in zijne opstellen in „Die Heimat”, verschenen te Heinsberg, waarin hij o. m. spreekt van „onze” apostelen (tusschen Dalheim en Heinsberg bij Vlodrop):
      „Das die Apostel unserer Gegend, die hl. Wiro, Odgerus und Plechelmus, ihren Sitz auf dem, unseren Erdwerken durchaus gleichartigen Hügel zu Odiliënberg nahmen, scheint dafür zu sprechen, dass die Hügel eine besondere Bedeutung für die Missionare hatten, wie es ja auch unser „Alter Berg” bezeugt”.
      En Pater Kronenberg haalt in zijn „Neerlands Heiligen” in Vroege Eeuwen, bladz. 92 aan het volgende:
      „Ook Limburg, destijds reeds zoo rijk aan Heiligen, heeft het geluk gehad door een grooten Aartsbisschop der Friezen (St. Willibrord) bezocht te worden.
      Ongeveer een uur oostwaarts van de Maas lagen in dien tijd eenige hoeven, aan de groene zomen der snelvlietende Suestra. Reeds omstreeks 698 was onze Heilge waarschijnlijk hier geweest, en heeft toen de grondslagen gelegd der later zoo beroemd geworden abdij”.
      Eveneens vinden wij in Alberdingk Thym’s „H. Willibrordus, apostel der Nederlanden, op b. 127: „de overlevering houdt Willibrord maast Lambertus aan de beide Maasoevers in groote eere. In ’t bisdom Roermoud, bij voorbeeld, zijn drie kerken aan Willibrord, doch meer nog aan Lambertus gewijd. Zeker is het, dat de groote Lambertus den jongeren Willibrord de hand toereikte en hem, een tijd lang, overal op zijnen bekeeringstocht meenam, ten einde bij hem meer en meer van den geest der Kerk mocht doordringen?
      Welnu, waar de Duitsche historici publiceeren dat Lambertus naar Birgelen en Wassenberg kwam om er het geloof te prediken, daar moesten zij (Lambertus en Willibrordus) vanaf de Maasborden toch vrij zeker hunnen missie-tocht door deze gewesten richten, en zullen zij ’t hoogstwaarschijnlijk zijn geweest, die op den Etsberg, bij Vlodrop, zijnde een oude vuur- of offerplaats der heidenen, de offer- en brandplechtigheden dier ongeloovigen zonder twijfel verwoest en eventueel ook afgodenbeelden vernield hebben.
      Wij kunnen dan ook voor waarheid gerust aannemen, dat bij hun vertrek naar elders, d. i. wederom richting Maas, hier de laatste sporen van ’t heidendom door hen voor goed waren weggevaagd. Beide apostelen waren er de mannen niet naar, om onverrichter zake heen te gaan, en hunnen moeizamen arbeid zonder resultaat of vruchten achter te laten in den goren poel van heidensche ketterij.
      En dan komen wij tot de uitspraak van de geschiedschrijvers Ten Bouwhuys en Dr. Tenhaefe in hun „Zestig Eeuwen” (bl. 62)). „Zoo is dus nog vóór 800, ons tegenwoordig land gekerstend. Franken, Friezen en Saksen zijn allen Christenen geworden, al zal bij velen dat christendom niet bijzonder diep gezeten hebben. Nu komt ons land, onder Karel den Grooten, dan voor het eerst in het volle licht der historie. Dit Karolingsche Rijk strekt zich uit tot de Elbe, waarin ons land ligt als in het midden van een wijden boog.
      De oude beschavingscentra leven weer op. Weer bloeit de Limburgsche cultuur-hoek”.

Gerh. Kr.