Limburger Koerier/Jaargang 87/Nummer 118/Roermondsche processies in vroeger eeuwen

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Roermondsche processies in vroeger eeuwen
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 21 mei 1932
Titel Roermondsche processies in vroeger eeuwen. De Munsterkerkprocessie, waardoor de kermis ontstond
Krant Limburger Koerier
Jg, nr 87, 118
Editie, pg [Dag], eerste blad, 10
Brontaal Nederlands
Bron kranten.delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Roermondsche processies in vroeger eeuwen.

De Munsterkerkprocessie, waardoor de kermis ontstond.

      De kermis is eigenlijk het feest der kerkinwijding geweest in de Middeleeuwen waarbij den plechtigheid vroolijk werd gevierd door de bevolking.
      Waar deze kerkinwijding gewoonlijk plaats heeft op den dag van den patroonheilige der nieuwe kerk, was deze dag tevens een patroonsfeest der kerk. Er werd elk jaar dan een plechtige H. Mis opgedragen gevolgd door een plechtigen omegang of processie, terwijl de geestelijken der omliggende plaatsen verzocht werden aan de plechtigheid [in] vreugde te komen deelnemen. In de huizen was op dien dag overal feest en werd het kermismaal aan de genoodigden opgedischt. Op de straten was het eveneens feest: kramers, kunstenaars en kokelers hielden de menschen bezig en maakte over het algemeen goede zaken.
      De Kerk verbood die vermaken niet: zonder er zich tegen te verzetten, het geoorloofd vermaak zelfs bevorderend, liet zij de kermisvreugde haar beloop.
      De kermis te Roermond, welke nu ook nog begint op den dag van de processie vanuit de Munsterkerk, dateert hoogstwaarschijnlijk uit het begin der dertiende eeuw, toen de Munsterkerk werd gesticht. Voor 1597 werd deze processie gehouden op Dinsdag na Pinksteren.
      In genoemd jaar werden de processie en de kermis verlegd naar Drievuldigheidszondag en volgende dagen, wijl den toenmaligen Bisschop Henricus Cuyckius langzamerhand was gebleken dat in verband met de voorbereidingen van de kermis door de Roermondsche bevolking niet voldoende aandacht en ingetogenheid werden betoond voor de beteekenis van het Pinksterfeest en tijdens de kermisdagen in de week na Pinksteren ook de quatertemperdagen werden overtreden „door het overcommen van vrunden totter kermisse, waerdeur veel oersaeken gegeven worden tot kettersche disputatien doer die ommeliggende Gulische en andere neutrale provincien, daer tot noch toe groote vryheit van sulkcx toegelaten is geweest” en verder „questien waeren voortbrengende, tegen het gebot van sekere verbode spysen te derven, ende aerbeyden alsoe om die simpele menschen ende borgers der voorn. stadt tot verscheyde overtredinge der geboden der heyligen kercken ende tot vele dwalinghen te verleyden, gelijk het in het door Philips II verleend octrooi heette.
      Aanvankelijk had deze Bisschop het voornemen gehad om de processie uit de Munsterkerk te verleggen naar de Kathedraal, doch de Abdis van de Munsterabdij kwam hiertegen in ernstig verzet; er kwam een proces van, totdat tenslotte de Roermondsche processiekwestie voor het Hof te Brussel werd behandeld, waarbij de Abdis in haar eisch werd in het gelijk gesteld.
      Van 1597 af ging de processie van de Munsterkerk dus op Drievuldigheidszondag uit en begon de kermis ook op dien dag.
      In 1665 bij het uittrekken der processie is er toen aan de Zwartbroekerpoort eenige saluutscoten werden gelost, een vuurroer uit elkander gesprongen, waardoor het dak van een huisje in brand geraakte; andere woningen werden aangetast en het gevolg was, dat weldra de geheele stad in vlammen stond. Vijf openbare gebouwen met hun geheelen inhoud, n.l. het bisschoppelijk hof, de prefectuur, de cancellerie, de rekenkamer en het postkantoor „met alle hunne papieren” werden in asch gelegd evenals de domkerk van den H. Geest; de kloosters van de Jezuieten, de Karthuizers, de Clarissen, de kapel der Ursulinen en de Munsterabdij, het priesterseminarie en meer dan elfhonderd huizen werden toen een prooi der vlammen.
      Verschillende keeren zijn er moeilijkheden gerezen over de wijze van deelname aan de processies, waarbij vooral met de schutterijen veel last werd ondervonden. De bisschoppen hielden hardnekkig vast aan de bepalingen, die gemaa waren om de processies een stichtelijk en ordelijk verloop te doen hebben. Zelfs werd om een geschil over het al of niet meevoeren van een reusachtig beeld van den H. Christophorus met diens gezel „Cuykephas met de lucht” (luchter of kandelaar) de processie een jaar verboden om uit te trekken.
      Volgens een beschrijving der processie uit het jaar 1666 was toenmaals de H. Sacramentsprocessie als volgt samengesteld:
      Een vaandeldrager met zijn banier opende den stoet; hem volgden de vrouwen, dan kwamen de Kruisheeren, de Minderbroeders, de geestelijken uit O. L. Vrouw Munster met de relikwieën, het beeld van de H. Maagd en andere beelden; vervolgens het vaandel der Domkerk, gevolgd door geestelijken, die de relikwieën droegen van de H.H. Laurentius en Elisabeth, het beeld van den H. Rochus en dat van den H. Christophorus en eindelijk de praalkist, waarin het gebeente der H. H. Wiro, Plechelmus en Otgerus bewaard wordt; daarna de kanunniken en de overige geestelijkheid der Domkerk en der parochie; dan kwam de Bisschop, die het Allerheiligste droeg, onder een prachtigen troonhemel; hem volgden de gouverneur van het hof, de raad der stad, de kanselier van het hof, de kommandant der stad, omgeven door zijne officieren en eindelijk de mannelijke bevolking.
      De Roermondsche processie is dus wel een der oudste van ons land, wijl zij vanaf het begin der 13de eeuw geregeld door de stad heeft getrokken van de mooie Maria-Munsterkerk; straten waren in feestdos gestoken zoowel voor den plechtigen omgang als om de kermis welke met de processie werd geopend; op deze dagen waren allerlei voorrechten toegestaan zoowel voor de bewoners als voor kooplieden van buiten, die dan vrijdom van invoer hadden en allerlei persoonlijke voorrechten en faciliteiten verkregen.