Limburger Koerier/Jaargang 90/Nummer 142/Limburgsche schilders

Uit Wikisource
Limburgsche schilders
Auteur(s) Anoniem
Datum Donderdag 20 juni 1935
Titel Kunst. Limburgsche schilders. Waardeering voor hun werk. Een tentoonstelling te Utrecht.
Krant Limburger Koerier
Jg, nr 90, 142
Editie, pg [Dag], [eerste blad], 2
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

KUNST

Limburgsche schilders.

Waardeering voor hun werk

EEN TENTOONSTELLING TE UTRECHT.

      Men schrijft uit Utrecht aan de „Nieuwe Rott. Ct.:
      Daar deze tentoonstelling ons anders aandoet dan die, welke we gewoonlijk van Hollandsche en Utrechtsche kunstenaars zien, neigt men er toe, hier het typisch Limburgsche te willen ontdekken. Maar als algemeen geldende kenmerken is dit eigenlijke moeilijk na te gaan, hoewel men persoon na persoon behandelend er wel eenige vindt, welke echter misschien evenveel de persoonlijkheid raken als het speciaal karakter van de Limburgsche schilderkunst.
      De meest typische vertegenwoordigers daarvan, de beste, zijn ons trouwens bekend in Joep Nicolas en Charles Eyck. Maar dezen die buiten het provinciale verband getreden zijn, behooren niet tot degenen, die hier exposeeren. Wel is dit het geval met den ook niet meer tot dit verband behoorenden schilder Paul Windhausen uit Breda, wiens kunst zeker niet het luchtige, dat we gewoonlijk den Limburgers toekennen vertoont. Hij munt uit door een zeer vaste beelding en degelijke schildering. Dit is vooral het geval in zijn stillevens, dat met vruchten en gele bloemen en het stilleven met gothisch beeldje. Beide vertoonen een krachtig en harmonieus palet van gelen, rooden en bruinen, zijn evenwichtig geordend, krachtig van plastiek. Een vrouweportret, Meisje met witte blouse, heeft ook uitstekende kwaliteiten in schilderkunstig en beeldend opzicht; men mist alleen iets van het levend fluïdum in huid en oogen. Een goede aquarel is „Straatje in Wildberg”
      In heel ander opzicht munt Hubert Levigne uit. Een levendige geest, talentrijk teekenaar, maar met picturale kwaliteiten, die velerlei pade wandelt. Krachtig en origineel is zijn teekening Don Quichotte, de romantische ridder, die den heuvelweg in het licht bestijgt met den welgedanen gezel achter zich in de laagte. Hij is gevoelig voor de weefsels van licht en schaduw, in de litho’s Jeugd, Ouderdom, Dood en De Jacht, waarvan de tweede als litho beter gelukt is dan de eerste, waarin de te reëele koppen en het benedengedeelte geen eenheid vormen Toonde Levigne zich hier meer den romanticus, die uit licht en duister geheimzinnige machten oproept, zuiver, begrensd, het meer kinderlijk volksche van oude tijden benaderend teekende hij in heldere kleuren de fleurige „gekleurde prenten”, waarvan vooral Joris en de Draak, met de schoone bewegingslijn, uitmunt. Dan, als schilder, maar een voor wien de lijn, de lijnbeweging, naast de aanvullende, trouwens zeer gevoelige kleur hoofdzaak blijft, verschijnt hij in het mooie tempera schilderij: de Barmhartige Samaritaan. En laat ik tenslotte niet zijn affiche voor deze tentoonstelling, met de twee paarden, vergeten!

      Met deze beste der exposeerende schilders vraagt vooral de aandacht het beeldhouwwerk van Charles Vos: zijn beeld van den Blinde en de Kruiswegstaties, welke laatste helaas slechts in foto aanwezig zijn, maar toch in hun karakteristieke, expressieve en schoon samenhangende beeldvormen door den bezoeker gewaardeerd zullen worden, o.a. om den bouw (no. 2) en om de expressie van het gelaat van Veronica (no. 3). Ook uit het beeld van den Blinde blijkt, dat Charles Vos niet alleen een uitstekend beeldhouwer is van uiterlijke vormen, maar daarin ook aan het innerlijke uitdrukking weet te geven, zooals hier in voorhoofd en mond, in geheel het gelaat de gerichtheid van den blinde naar binnen kenbaar is.

      De schilder Henri Schoonbrood heeft dit in zijn goed geschilderd portret van een oude vrouw, genaamd „In Gedachten”, ook betracht. Schoonbrood richt zijn aandacht zoowel op de hem omgevende werkelijkeid als op het visionnaire. Wat de weergave van het in de realiteit aanschouwde betreft, slaagde hij, behalve in dit portret, het best in het schilderij Boerderij. Maar het verlangen van den godsdienstigen gevoelsmensch gaat boven de werkelijkheid uit en de moeilijkheid is: in hoever is de kunstenaar in zijn verbeeldingsbeeld aan de werkelijkheid en haar vormen gebonden? Het is deze vraag die de kunstenaar van het visionnaire beeld zich stellen zal en naar zijn inzicht verschillend beantwoorden. Is de kracht der bezieling bij de schepping al de hoofdzaak, deze kracht moet zoo overwegend zijn, dat het afwijken van de natuurlijke vormen van zelf als noodzaak gevoeld wordt. Is dit niet het geval, dan hindert het. Bij Sint Maarten — bij dezen, primitiever opgevat, minder —, doch vooral bij Christus aan het kruis zijn die onvolkomenheden een gebrek. En toch is hier de gevoelssfeer, hoewel niet zoo sterk uitgedrukt, aanwezig in het tastende der handen van den bedelaar hier, van de vrouw bij het kruis ginds, in de expressie van den Christus en ook in de kleur.
      Een geheel ander karakter vertoont Jef Scheffer’s kunst. Geheel anders zijn ook zijn portretten. Hij bezit schilderkunstige kwaliteiten, maar blijft meer aan de oppervlakte.

      Het best is zijn vlot geschilderd portret van den heer H. De wolkachtige achtergrond is hier meer passend dan bij het portret van den schilder K., waar de kop meer doorwerkt is, de figuur echter te zwak. De sentimenteele Clown vertoont hetzelfde gebrek. Wat zijn stillevens betreft, de bloemstukken zijn krachtig van coloriet, maar er is veel onvolkomens in de verhouding tot de omgeving. Fransche invloed blijkt, evenals hier, in zijn Landschap.
      Het landschap dezer Limburgers staat ten deele onder Franschen invloed en is voor een deel voortzetting van oudere Limburgsche en Branbantsche landschapschildering. Tegenover het Zuidelijk lichte het zware donker geëmpateerde. Tot de eersten onder luministisch Parijschen invloed behoort Jeanne Groenendaal uit Roermond in haar aquarellen Parijs en het Straatje te Senlis. Een mooie samenvattende, zuiver geschilderde aquarel is die van Parijs, welke tot de beste landschappen behoort. Ook in de Brug te Roermond, vermoedelijk uit een periode voor den Parijschen invloed, blijkt haar talent tot zuiver aquarelleeren van het landschap. Daartegenover geeft Justin van der Port het Limburgsch landschap zwaar en donker van kleur en indien meer verlicht, toch in zware pâte. En ook Charles Hollman is het best, wanneer hij aldus schildert en niet. wanneer hij, zooals in het landschap Sida Brahim, teerder sfeer trachtte te geven. Beter komt hij tot zijn recht als schilder van de aarde in de opgaande terreinen van Klimmen dan van atmosfeer en licht en luchten.

      P. Coenen schildert meer zakelijk degelijk, doordacht, soms iets te veel. Zoo is van de Zonnebloemen de grond uiterst knap geconstrueerd en is het landschap Canne vol mooie onderdeelen. De voorgrond van den weg is echter al te doordacht voltooid, waardoor het met als een geheel aanschouwd schijnt.

      Tenslotte als apart staande wil ik nog Jan Bakhoven vermelden: teekenaar-schilder van de figuur, van stilstaande en bewegende figuurtjes, het best, wanneer hij ze op zich zelf geeft of in groepen bijeen, als Een Ontmoeting en Pinda-Chinees veel minder in Carnavalsbal (pastellen). Soms ook schilderde hij ze in grootere omgeving van straat of plein. Aldus probeerde hij in de Kermis te Utrecht, vele jaren geleden, wat primitief, een begin, waar tegenover uit lateren tijd de Foire te Luik meer als geheel is gezien, om de schittering van het licht en het kleurgeheel. Maar het werd niet de oogverblindende schildering met de valsche praal van zoo’n kermisfeest en het mist veel van het eenvoudige beweeglijke der figuren. Dit gaf hij beter in Winkelstraat, meer illustratief. Dat lijkt mij toch zijn eigenlijke aard.

Overige vindplaatsen[bewerken]

  • Anoniem (22 juni 1935) ‘Limburgsche schilders. Voor de kunst (Genootschap, Kunstliefde)’, Limburgsch Dagblad, derde blad, [p. 1].
  • Anoniem (22 juni 1935) ‘Limburgsche schilders. Voor de kunst (Genootschap, Kunstliefde.)’, De Limburger, derde blad, [p. 1].