Merian - Metamorphosis (1705)/45
← 44. Rocu | Metamorphosis insectorum Surinamensium. Ofte Verandering der Surinaamsche insecten. (1705) door Maria Sibylla Merian | 46. Welriekende Jasmin → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gerard Valk. |
VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.45
DE XLV. AFBEELDING.
DEze Flos Pavonis, is een plant, negen voeten hoog, draagt geel en roode bloemen; het zaad word gebruikt voor Vrouwen die in baarens-nood zyn, om den arbeid voort te zetten. De Indianen, die niet wel gehandeld worden, als ze by de Hollanders in dienst zyn, dryven daar mede haare kinders af, niet willende dat haare kinders Slaven zyn, gelyk als zy. De swarte Slavinnen van Guinea en Angola, moeten al heel heuslyk getracteert werden, of sy begeeren geen kinders in dezen haren slaafsen staat, krygen ook geen, ja sy brengen haar zelven by wylen om het leven, wegens het gewoonlyke harde tractement dat men haar aandoet, want sy zyn van gevoelen, dat sy in haar Land van haare vrienden in een vreijen staat wederom herbooren zullen werden, gelyk sy my uit haar eigen mond onderrecht hebben.
De Rupsen, die zig onthouden op deze plant, zyn licht zee-groen, eeten deszelfs groene bladen. Den 22. January 1700. hebben sy haar zelver neder gelegt, en zyn tot bruine Poppetjes geworden; den 16. February quamen graauwe Motten of Uilkens daar uit, zuigende met haren snuit de Honig uit de Bloemen: gelyk boven een vliegend vertoond word.
Deze Boom werd in het sesde Deel van de Hortus Malabaricus, onder de naam van Tsjetti-Mandaru, afgebeeld en beschreeven; met verscheide andere benaamingen werd sy ook by andere voorgestelt, die alle in de Flora Malabarica onder de voornaam van Crista Pavonis coronillæ folio prima, &c. te vinden zyn: en dewyl Tournefort bevond dat dit gewasch onder geen geslacht tot noch toe bekend konde gebracht worden, heeft een nieuw geslacht daar van gemaakt, en onder de naam van Poinciana flore pulcherrimo voorgestelt.