Merian - Metamorphosis (1705)/46
← 45. Flos Pavonis | Metamorphosis insectorum Surinamensium. Ofte Verandering der Surinaamsche insecten. (1705) door Maria Sibylla Merian | 47. Witte Wyn-Druyven → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gerard Valk. |
46VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XLVI. AFBEELDING.
WElriekende Jasmin, wast in Surinaame in het wilde door malkander, als de Heggen in Europa, gevende zulken starken reuk van sig, dat men se van verre rieken kan. Onder deze ruigtens onthouden haar ordinaris een menigte van Hagedissen, Leguanen en Slangen, daarom heb ik hier een schoone en raare Slange bygevoegt, die ik onder de Hegge aan den voet van deze planten gevangen heb; welke Slangen een zeltsame manier hebben om sig te zamen te rollen, en haar hooft in haere eigen kringen te verbergen.
Deze groene Rupse nuttigde deze Jasmyn-bladen, desgelyks de bladen van N°. 13. en N°. 14. Den 12. February is sy in een schoon gestreept bruin en swart Poppetje verandert, die, als men se aanraakte, sig langen tyd omdraaiden, waar uit den 16. Maart een graauw Uilke voortquam, welkers inwendige vleugels geel waren.
Dit gewasch is de Pitsjegam-Mulla in het zelfde Deel van de Hortus Malabaricus beschreeven; welkers naamen by den anderen gevoegt, in myn Flora Malabarica onder de naam van Jasminum humilius magno flore B. Pin. te vinden zyn.