Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 85/Nummer 75/Ochtendblad/Natuurkundige Bibliotheek

Uit Wikisource
‘Natuurkundige Bibliotheek. Leerboek der zonnephysica door prof. dr. W. H. Julius, voltooid door dr. M. Minnaert’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, donderdag 15 maart 1928, Ochtendblad, B, p. 3. Publiek domein in de EU.
[ Ochtendblad, B, 3 ]

Natuurkundige Bibliotheek.

 Leerboek der zonnephysica door prof. dr. W. H. Julius, voltooid door dr. M. Minnaert.

 P. Noordhoff te Groningen geeft een „Natuurkundige Bibliotheek’ uit, waarin thans een tweede deel het licht heeft gezien. Het is het werk: „Zonnephysica” door den thans overleden hoogleeraar dr. W. H. Julius. Het is een werk geworden van meer dan 300 bladz. tekst voorzien van talrijke goede illustraties. Aan het slot vindt men een lijst van de gepubliceerde verhandelingen van prof. Julius en een alfabetische naam- en zaaklijst.
 In de voorrede geeft dr. Minnaert aan op welke wijze hij kwam tot het gereedmaken van deze uitgave en welk aandeel in het ontstaan van het werk hij zelf heeft gehad.
 „Toen prof. W. H. Julius in 1923 zijn vijf-en-twintigjarig jubileum herdacht, werd door de aanwezigen algemeen de wensch uitgedrukt dat hij in een samenvattende monografie een overzicht zou geven van zijn levenswerk over te zon.
 Toen de dood hem ons ontnam, was dit leerboek in volmaakt afgewerkte vorm gereed tot blz. 154; dit eerste gedeelte is hier gepubliceerd zonder één enkele verandering. De twee bladzijden 155, 156 waren in klad aanwezig. Van het nog ontbrekende deel bestond een lijst der hoofdstukken.
 Het is mij een zeer groote eer, dat ik het boek van mijn diep betreurden leermeester heb mogen afwerken. Zooveel mogelijk is daarbij gebruik gemaakt van zijn verschillende publicaties, en van alles wat hij mij in onze dagelijksche gesprekken meedeelde. Dikwijls echter heb ik gevoeld hoezeer zijn raad, zijn inzicht mij ontbraken, bij het formuleeren van de zoo subtiele dispersietheorie der zonneverschijnselen. Het is mijn streven geweest, deze theorie zoo getrouw mogelijk weer te geven, in de omlijsting onzer algemeene kennis van de zon, hierin dus aansluitend bij het eerste gedeelte van het boek.
 Een woord van dank weze hier gericht tot prof. dr. L. S. Ornstein, die het tweede gedeelte kritisch heeft doorgelezen.”
 Aan het slot van het voorbericht brengt dr. Minnaert hulde aan de uitgevers — de Erven P. Noordhoff — „die dit werk van onzen grooten Nederlandschen zonnephysicus in onze eigen taal uitgeven en door hun ruime opvattingen mijn taak op alle wijze hebben vergemakkelijkt.”
 Men mag hopen en vertrouwen dat deze belangrijke wetenschappelijke nalatenschap van Julius en de piëteitvolle voltooiing ervan door dr. Minnaert de belangstelling zullen vinden die zij verdienen.
 Ten slotte schrijven wij een van Julius’ laatste aanteekeningen hier af.
 „....Kennis is het levenlooze materiaal waaruit door wisselwerking van twijfel en geloof de levende wetenschap maakt.”