Nieuwe Rotterdamsche Courant/Jaargang 85/Nummer 75/Ochtendblad/Raden van beroep voor de directe belastingen

Uit Wikisource
‘Raden van beroep voor de directe belastingen’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, donderdag 15 maart 1928, Ochtendblad, B, p. 3. Publiek domein in de EU.
[ Ochtendblad, B, 3 ]

Raden van beroep voor de directe belastingen.

 De Kamer van Koophandel te Dordrecht heeft zich tot de Tweede Kamer gewend met bezwaren tegen het ingediende wetsontwerp tot herziening van de wet van 19 december 1914 op de raden van beroep voor de directe belastingen.
 Deze bezwaren betreffen de voorgestelde veranderingen in het karakter der functies van voorzitter en secretaris der raden van beroep.
 Werd tot dusverre, aldus het adres, de onpartijdigheid in onafhankelijkheid dezer colleges tegenover de administratie gewaarborgd door de bepalingen, volgens welke de voorzitter slechte een raadgevende stem bezit, en de secretaris uit en door den Raad wordt benoemd, thans wenscht de regeering den voorzitter tot lid van den raad te maken, en het secretariaat te doen vervullen door een voordaartoe vanwege de Kroon aangestelden functionaris voorzien van een door de regeering vastgestelde instructie.
 Met het eerste dreigt het gevaar, dat de belastingschuldigen net vertrouwen in de onpartijdigheid der beslissingen van den raad zouden kunnen verhezen; het tweede geeft in nog meerdere mate grond voor de vrees, dat de raden hun karakter van onpartijdige en tegenover den fiscus zelfstandige colleges zullen verliezen.
 Het is immers niet te ontkennen, dat een secretaris, die ambtenaar is en niet uit de leden van den raad wordt gekozen doch niet onwaarschijnlijk uit het corps der belastingambtenaren zal worden benoemd, uiteraard in sterke mate zal kunnen worden beïnvloed door de inzichten der belasting-autoriteiten, hetgeen ongetwijfeld ongunstige gevolgen zou kunnen hebben ten aanzien van de beslissingen van den raad.
 Daar de staat in alle gedingen voor den raad betrokken is, en toch reeds een machtige tegenpartij vormt, wordt hem nu de mogelijkheid opengelaten, tevens zijdelings invloed uit te oefenen op de beschouwingswijze van het college, dat zijn zaak te berechten heeft.
 Het behoeft geen verder betoog, zegt de Kamer, dat zulks uitermate schadelijk zal zijn voor het vertrouwen van belastingschuldigen, hetwelk de raden als beroepsinstanties genieten.
 De Kamer verzoekt daarom, deze voorgestelde wijzigingen niet aan te nemen.